Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De onderneming van X (bv; belanghebbende) bestaat voornamelijk uit de aankoop, renovatie en verkoop van woningen. Voor de renovaties werkt X samen met onder meer een aannemer en een bouwbegeleider.

Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de Inspecteur dat X een ‘eigenbouwer’ is en daarom de verleggingsregeling had moeten worden toegepast. In geschil zijn in verband hiermee opgelegde naheffingsaanslagen en een boetebeschikking.

X stelt zich op standpunt dat zij niet als ‘eigenbouwer’ kan worden aangemerkt.

Partijen zijn het erover eens dat de renovaties werken van stoffelijke aard zijn die betrekking hebben op onroerende zaken en dat zij zijn ondernomen in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf van X. Of X als eigenbouwer kan gelden, spitst zich daarmee erop toe of zij die werken heeft ‘uitgevoerd’ in de zin van artikel 24b, lid 3, Uitv.besl. OB 1968.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Inspecteur niet is geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat de betrokkenheid van X bij de bouw in betekenende mate verder ging dan die van een gewone opdrachtgever. De beroepen zijn gegrond. De naheffingsaanslagen en boetebeschikking worden vernietigd.

Ten aanzien van de vergrijpboete had de Inspecteur beter moeten weten dan te verdedigen dat het standpunt van X omtrent het eigenbouwerschap niet pleitbaar zou zijn. Om deze redenen geeft de Rechtbank toepassing aan artikel 2, lid 3, Bpb, door de forfaitair bepaalde proceskostenvergoeding te verdubbelen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2012-2016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
10 december 2024
Rolnummer
22/8176; 22/8177
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:22320
NLF-nummer
NLF 2025/0110
Aflevering
14 januari 2025

Naar de bovenkant van de pagina