Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X bv is eigenaar en exploitant van een recreatiepark met onder meer 70 recreatiechalets en 133 onroerende recreatiecaravans (hierna: de recreatiewoningen). Het recreatiepark is ingevolge artikel 16, onderdeel e, Wet WOZ als één onroerende zaak aangemerkt. Indien het recreatiepark wordt aangemerkt als een onroerende zaak die in hoofdzaak dient tot woning, kan X bv als gebruiker niet in de heffing van OZB worden betrokken. Voor de eigenarenheffing heeft het toepassing van het (lagere) tarief voor woningen tot gevolg.

Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat een onroerende zaak zowel voor de gebruikersheffing als voor de eigenarenheffing slechts (in hoofdzaak) tot woning dient als deze bestemd is voor permanente bewoning door de feitelijke gebruiker. Permanente bewoning van de recreatiewoningen is op grond van de gemeentelijke voorschriften niet toegestaan. De recreatiewoningen zijn daarom niet bestemd voor permanente bewoning, zodat deze niet als woning in voormelde zin kunnen worden aangemerkt, aldus de Rechtbank.

X bv heeft tegen dit oordeel met succes (sprong)cassatieberoep ingesteld. Recreatiewoningen zijn op zichzelf beschouwd naar aard en inrichting zowel bestemd als geschikt om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen. Zij zijn daarom aan te merken als woning, aldus de Hoge Raad. De omstandigheid dat permanente bewoning ingevolge gemeentelijke voorschriften niet is toegestaan, brengt geen wijziging in de aard en de inrichting, en daarmee de bestemming van de woning.

De Hoge Raad wijst de zaak terug naar Rechtbank Gelderland omdat de Rechtbank niet is toegekomen aan de vraag welk percentage van de waarde van de onroerende zaak is toe te rekenen aan de delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Conform Conclusie A-G IJzerman.

Zoals ik in mijn noot bij de conclusie van 4 juli 2016 schreef, betreft deze procedure de duiding van een recreatiesamenstel als woning of als niet-woning. Deze duiding is van belang voor de beantwoording van de vraag of ter zake van het samenstel alleen de OZB van eigenaren (woning) of ook de OZB van gebruikers (niet-woning) moet worden betaald. Ook is zij van belang voor de vraag of voor de eigenarenbelasting het (hogere) niet-woningtarief geldt of het woningtarief.

De Hoge Raad volgt in dezen de conclusie van de A-G. Hij hecht in navolging van de A-G meer belang aan de aard en de inrichting van de recreatiewoningen, die deze zowel bestemd als geschikt maken om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen, dan aan het gebruik. Ik acht dit in het licht van de wettekst en eerdere jurisprudentie inzake verzorgingshuizen opvallend en inconsequent. 

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2014
Instantie
HR
Datum instantie
15 september 2016
Rolnummer
15/05193
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:2085
Auteur(s)
Jan Monsma
Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF 2016/0130
Aflevering
29 september 2016
Judoreg
NFB35
bwbr0007119&artikel=16

Naar de bovenkant van de pagina