In deze parkeerbelastingzaak heeft X (belanghebbende) aangevoerd dat zij stond geparkeerd op een laadplek voor elektrische voertuigen en dat haar auto ook was aangesloten op een laadpaal. Volgens X was onvoldoende duidelijk dat zij parkeergeld moest betalen.
Rechtbank Amsterdam verwerpt alle door X aangevoerde stellingen.
De Heffingsambtenaar heeft voldaan aan het kenbaarheidsvereiste. Dat X via haar aanrijroute mogelijk geen parkeerbord is tegengekomen, doet hieraan niet af. Indien X voldaan had aan haar onderzoeksplicht, had zij geweten dat op de parkeerlocatie op de betreffende datum en tijdstip parkeerbelasting verschuldigd is.
Verder overweegt de Rechtbank dat het parkeren in een parkeervak met een elektrische laadpaal X in beginsel niet van de plicht ontslaat om parkeerbelasting te betalen als zij heeft geparkeerd in een gebied waar parkeerbelasting verschuldigd is.
Dat haar parkeerapp het gebied niet herkende als betaaldparkerengebied, komt verder voor rekening en risico van X.
Het beroep is ongegrond nu X geen parkeerbelasting heeft voldaan.
BRON
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Â
zaaknummer: AMS 23/3942
Â
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2024 in de zaak tussen
Â
[eiseres] , te Amerongen, eiseres
Â
en
Â
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
Â
Procesverloop
Â
Met het besluit van 17 mei 2023 heeft de heffingsambtenaar aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Â
Met de uitspraak op bezwaar van 27 juni 2023 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Â
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Â
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Â
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2024. Eiseres is verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [heffingsambtenaar] .
Â
Overwegingen
Â
1. Op 13 mei 2023 stond het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken] stil in een parkeervak ter hoogte van [adres 1] [huisnummer] te Amsterdam. Om 16:28 uur heeft een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
Â
2. Eiseres heeft aangevoerd dat zij stond geparkeerd op een laadplek voor elektrische voertuigen en dat haar auto ook was aangesloten op een laadpaal. Andere laadpalen in de omgeving waren vol of defect, zodat zij alleen hier kon staan. Volgens eiseres was onvoldoende duidelijk dat zij parkeergeld moest betalen. De dichtstbijzijnde parkeerautomaat was onvindbaar en de parkeerapp van Flitsmeister herkende het gebied niet als betaald-parkeren gebied. Hierdoor kon zij de parkeersessie niet starten.
Â
3. De heffingsambtenaar stelt dat een voertuig aangesloten aan een elektrisch laadpunt niet is uitgesloten voor de parkeerbelasting in een betaald-parkeren gebied. De parkeerlocatie van eiseres is volgens het uitvoerings- en aanwijzingsbesluit parkeerbelasting Amsterdam 2023 (hierna: het Besluit) een betaald-parkeren gebied. Dat is door middel van bebording en parkeerapparatuur in de nabije omgeving duidelijk gemaakt. De verplichting tot betaling van parkeerbelasting is daarmee volgens de heffingsambtenaar voldoende kenbaar gemaakt.
Â
4. De rechtbank overweegt dat de verplichting om parkeerbelasting te betalen voor het op een bepaalde plaats en een bepaalde tijd parkeren van een voertuig, zodanig kenbaar moet zijn gemaakt dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan over de verschuldigdheid daarvan (de informatieplicht/het kenbaarheidsvereiste). Daar staat tegenover dat een parkeerder een onderzoeksplicht heeft in die zin dat hij zich, voordat hij parkeert, op de hoogte moet stellen van de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse. Het zich niet voldoende op de hoogte stellen en het (als gevolg daarvan) niet naleven van die voorschriften komt volgens vaste rechtspraak voor rekening en risico van de parkeerder. Volgens vaste rechtspraak kan het bestaan van de verplichting om parkeerbelasting te voldoen blijken uit de aanwezigheid van parkeerapparatuur bij of in de directe omgeving van de parkeerplaats, of uit borden of andere aanwijzingen bij of in de directe omgeving van de parkeerplaats, op een zodanige wijze dat er redelijkerwijs geen misverstand over kan bestaan dat parkeerbelasting verschuldigd is voor de parkeerplaats.
Â
5. Eiseres heeft op 13 mei 2023 geparkeerd ter hoogte van [adres 1] [huisnummer] te Amsterdam. Niet in geschil is dat op deze locatie parkeerbelasting is verschuldigd. De rechtbank merkt op dat deze parkeerlocatie dicht in de buurt is van parkeerautomaat [nummer] (afstand circa 130 meter) en drie parkeerborden die een betaald parkeren zone aangeven: een bij de kruising van [adres 1] met [adres 2] (100 meter afstand), een halverwege [adres 3] (150 meter afstand) en een bij het inrijden van [adres 3] vanaf de [adres 4] (350 meter afstand). De heffingsambtenaar heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het kenbaarheidsvereiste. Dat eiseres via haar aanrijroute mogelijk geen parkeerbord is tegengekomen, betekent niet dat niet voldaan is aan het kenbaarheidsvereiste. De gemeente is namelijk niet verplicht om op elke straathoek een parkeerbord te plaatsen. De rechtbank gaat ook niet mee in het standpunt van eiseres dat het blauwe verkeersbord waarop een pijl naar een parkeerautomaat, een betaalpas en een kenteken staat afgebeeld niet te herkennen is als een bord waaruit blijkt dat parkeerbelasting verschuldigd is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de beide borden waarvan verweerder foto’s heeft overgelegd gebruikelijke verkeersborden, waarmee voldoende duidelijk een betaald parkeren zone wordt aangegeven. De rechtbank oordeelt dat als eiseres voldaan had aan haar onderzoeksplicht, zij had geweten dat op deze parkeerlocatie op genoemde datum en genoemd tijdstip parkeergeld verschuldigd is.
Â
6. Verder overweegt de rechtbank dat het parkeren in een parkeervak met een elektrische laadpaal eiseres in beginsel niet van de plicht ontslaat om parkeerbelasting te betalen als zij heeft geparkeerd in een gebied waar parkeerbelasting verschuldigd is. Dat eiseres aanleiding had om aan te nemen dat dit voor de betreffende parkeerplaats/laadplek anders was, is gesteld noch gebleken. Ook de stelling van eiseres ter zitting dat op andere parkeerlocaties de laadpalen kapot waren en/of de parkeerplaatsen voor elektrisch laden vol waren, terwijl zij haar auto moest opladen, ontslaan eiseres niet van de verplichting om parkeerbelasting te betalen.
Â
7. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat haar parkeerapp het gebied niet herkende als betaald-parkeren gebied overweegt de rechtbank dat het vaste rechtspraak is dat het gebruik van een parkeerapplicatie voor rekening en risico komt van de parkeerder. Een parkeerder kan niet zonder meer uitgaan van de juistheid van de parkeerapplicatie. Zijn onderzoeksplicht houdt ook in dat hij controleert of deze informatie juist is, bijvoorbeeld aan de hand van de aanwezige parkeerautomaten (aanwezig op 130 meter afstand) en bebording (aanwezig op 100, 150 en 350 meter afstand).
Â
8. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat zij mogelijk wel een kaartje zonder kentekenregistratie heeft gekocht en dit achter haar voorruit heeft gelegd. Een kentekenregistratie is volgens eiseres namelijk niet verplicht. Verweerder heeft gesteld dat parkeerbelasting moet worden voldaan met kentekenregistratie en dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij op andere wijze parkeerbelasting heeft betaald. De rechtbank volgt verweerder hierin. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een parkeerder in beginsel aangifte moet doen op de voorgeschreven wijze; dat is in dit geval door het invoeren van het kenteken. Als een parkeerder dat niet heeft gedaan, dan moet de parkeerder aantonen dat hij op een andere wijze parkeerbelasting heeft voldaan. Het is niet de aan de heffingsambtenaar om aan te tonen dat een parkeerder ook niet op een andere, niet voorgeschreven wijze, parkeerbelasting heeft betaald. De bewijslast rust in deze situatie dus op de parkeerder; op eiseres. Nu eiseres niet heeft onderbouwd dat zij op een andere wijze parkeerbelasting heeft voldaan, slaagt deze beroepsgrond niet.
Â
9. Gezien het voorgaande is de naheffingsaanslag terecht aan eiseres opgelegd.
Â
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Voor vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Â
Beslissing
Â
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Â
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2024.
Â
griffier rechter
Â
Afschrift verzonden aan partijen op:
Â
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.