Direct naar content gaan

Samenvatting

Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de Rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, lid 2, Awb. Als dat niet gebeurt, kan de Rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 Awb niet-ontvankelijk verklaren.

In de onderhavige zaak heeft de gesteld gemachtigde bij het beroepschrift geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is beroep in te stellen namens X (belanghebbende).

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft bij brief van 20 april 2022 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 23 mei 2022 en nogmaals bij aangetekende brief van 15 juni 2022 met een laatste termijn van twee weken. Volgens gegevens van track & trace van PostNL zijn de brieven afgehaald op een afhaallocatie van PostNL.

De gesteld gemachtigde heeft binnen die termijn geen machtiging ingediend. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De Rechtbank wijst verder het verzoek om immateriële schadevergoeding af, aangezien de redelijke termijn in eerste aanleg niet is overschreden. Ook voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, aldus de Rechtbank.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
16 augustus 2022
Rolnummer
22-2068
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:4620
NLF-nummer
NLF 2022/1730
Aflevering
8 september 2022
bwbr0005537&artikel=6:6,bwbr0005537&artikel=6:6,bwbr0005537&artikel=8:24,bwbr0005537&artikel=8:24

Naar de bovenkant van de pagina