Direct naar content gaan

Samenvatting

In 2012 heeft de Roemeense vennootschap ZES Zollner Electronic SRL (hierna: ZES) een verzoek om teruggaaf van btw ingediend, met dien verstande dat zij over 2012 slechts één factuur had overgelegd die wellicht onjuist was. Nadat dit teruggaafverzoek voor 2012 was afgewezen, is deze factuur gecrediteerd (geannuleerd) en in 2015 opnieuw uitgereikt. Vervolgens is voor 2015 een nieuw teruggaafverzoek ingediend waarop moet worden beslist. De Tribunal Bucureşti (rechter in eerste aanleg Boekarest, Roemenië) wenst thans van het HvJ te vernemen wanneer het recht op aftrek van de voorbelasting is ontstaan en wanneer het teruggaafverzoek had moeten worden ingediend.

A-G Kokott geeft het HvJ in overweging de gestelde prejudiciële vragen als volgt te beantwoorden:

  1. De Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat de aftrek van voorbelasting overeenkomstig artikel 168, onderdeel a, Btw-richtlijn wat de grondslag betreft reeds ontstaat op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt (artikel 167 Btw-richtlijn) en wat de hoogte betreft pas bij het bezit van een factuur (artikel 178, onderdeel a, Btw-richtlijn). Het tijdvak waarin het recht op aftrek moet worden uitgeoefend wordt afgebakend door de vervulling van beide voorwaarden. Een daartoe benodigde factuur hoeft weliswaar niet te voldoen aan alle in artikel 226 Btw-richtlijn genoemde vormvereisten, maar de Btw-richtlijn bevat geen bepaling op grond waarvan aftrek mogelijk is zonder het bezit van een factuur.
  2. Het juiste teruggaaftijdvak in de zin van artikel 14, lid 1, onderdeel a, Richtlijn 2008/9 (Teruggaafrichtlijn) is het tijdvak waarin de belastingplichtige in het bezit was van een dergelijke factuur. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan wanneer dit bij ZES het geval was.
  3. De creditering (annulering) van de factuur heeft geen gevolgen voor een reeds ontstaan recht op aftrek en voor het tijdvak waarin dit recht moet worden uitgeoefend.
  4. Het Unierecht staat in de weg aan nationale wettelijke regelingen die het teruggaaftijdvak in de zin van artikel 14, lid 1, onderdeel a, Richtlijn 2008/9 uitsluitend bepalen aan de hand van het feit dat de belasting verschuldigd is geworden overeenkomstig artikel 167 Btw-richtlijn. Een aanvullend vereiste is het bezit van een factuur waaruit de btw-schuld blijkt, zonder dat deze factuur hoeft te voldoen aan alle in artikel 226 Btw-richtlijn genoemde vormvereisten.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2012, 2015
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
22 april 2021
Rolnummer
C‑80/20
ECLI
ECLI:EU:C:2021:326
Auteur(s)
mr. M. Zeegers
EY
NLF-nummer
NLF 2021/1062
Aflevering
27 mei 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4342
bwbr0002629&artikel=15&lid=1,celex32006l0112&artikel=167,celex32006l0112&artikel=168,celex32006l0112&artikel=178,celex32006l0112&artikel=167,celex32006l0112&artikel=168,celex32006l0112&artikel=178

Naar de bovenkant van de pagina