Direct naar content gaan

Samenvatting

De fiscale eenheid voor de omzetbelasting X (belanghebbende) heeft voor de jaren 2014 en 2015 aangiften vpb gedaan waaruit bleek dat een ‘deelnemende’ bv in die jaren een omzetbelastingschuld had. De Inspecteur ging op basis daarvan op onderzoek uit, hief omzetbelasting na en legde onder meer een boete op voor het niet tijdig en op de voorgeschreven wijze suppleren van OB (artikel 10a AWR; hierna de ‘10a-boete’).

Hof Den Haag heeft de 10a-boete vernietigd. X heeft niet alleen de Inspecteur – bij de aangiften vpb 2014 en 2015 verstrekte – precieze cijfermatige informatie verschaft die onmiskenbaar inhoudt dat over de desbetreffende jaren nog omzetbelasting is verschuldigd, maar de Inspecteur heeft die informatie ook als zodanig opgevat. In dat geval kan redelijkerwijs en zonder meer niet worden volgehouden dat X niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 10a, lid 1 en 2, AWR en artikel 15, lid 1 en 3, Uitv.besl. OB 1968. Voor het opleggen van een boete als door de Inspecteur voorgestaan is dan geen plaats, aldus het Hof.

De staatssecretaris heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld.

Voor zover het middel betoogt dat aan de informatieverplichting van artikel 10a AWR niet wordt voldaan door het vermelden van een omzetbelastingschuld in een aangifte voor de vpb of in daarbij gevoegde jaarstukken, wordt het terecht voorgesteld op de gronden vermeld in punt 5.8 en 5.9 van de conclusie van A-G IJzerman van 27 januari 2022 (20/04198, ECLI:NL:PHR:2022:66).

Het middel kan echter niet tot cassatie leiden, oordeelt de Hoge Raad.

Het oordeel van het Hof berust klaarblijkelijk op de rechtsopvatting dat aan de verplichtingen kon worden voldaan door het gespecificeerd vermelden van onbetaalde omzetbelastingschulden in (een bijlage bij) de aangifte voor de vpb. Aldus heeft het Hof X op rechtskundige gronden in het gelijk gesteld. Het moet daarom ervoor worden gehouden dat X een pleitbaar standpunt heeft ingenomen, zodat de boete terecht is vernietigd (vgl. HR 19 juli 2019, 15/04171, ECLI:NL:HR:2019:1230, r.o. 2.3).

Het incidentele cassatieberoep van X komt dan niet meer aan de orde.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2014-2015
Instantie
HR
Datum instantie
31 maart 2023
Rolnummer
20/04198
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:491
Auteur(s)
mr. M. Hendriks
FT-advocaten
NLF-nummer
NLF 2023/0862
Aflevering
20 april 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5716
,bwbr0002320&artikel=10a,bwbr0049111&artikel=10.6&lid=7

Naar de bovenkant van de pagina