Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) is een aanslag IB/PVV 2015 opgelegd.

Naar aanleiding van het door haar tegen de aanslag ingediende bezwaarschrift heeft op 13 juni 2017 een hoorgesprek plaatsgevonden. Tijdens dit hoorgesprek is afgesproken dat een tweede hoorgesprek zou worden gehouden waarin door X nog over te leggen stukken zouden worden besproken. Bij e-mail van 14 juni 2017 is X door de Inspecteur uitgenodigd voor dat tweede hoorgesprek op 19 juni 2017.

Voor aanvang van het tweede hoorgesprek heeft zij telefonisch contact met de Inspecteur opgenomen met de mededeling dat zij onderweg naar het hoorgesprek door de politie is aangehouden en dat zij het hoorgesprek afzegt. Bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2017 is de aanslag gehandhaafd.

Bij Hof Amsterdam was onder meer in geschil of de Inspecteur de hoorplicht heeft geschonden.

Het Hof heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat X na het afzeggen van het tweede hoorgesprek heeft verzocht om een nieuwe datum voor het tweede hoorgesprek. De stellingen van partijen spreken elkaar op dit punt tegen en nader bewijs voor een dergelijk verzoek ontbreekt, aldus het Hof. Voorts is niet aannemelijk geworden dat na het eerste hoorgesprek van 13 juni 2017 en vóór het doen van uitspraak op bezwaar feiten en omstandigheden aan de Inspecteur bekend zijn geworden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van belang hadden kunnen zijn. Daaruit volgt dat de Inspecteur niet op grond van artikel 7:9 Awb was gehouden om een tweede hoorgesprek te laten volgen.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond.

De door het Hof vastgestelde feiten houden in dat X een afgesproken (volgend) hoorgesprek kort tevoren en onder opgave van redenen heeft afgezegd, en dat die afspraak voor dat hoorgesprek was gemaakt om haar in staat te stellen om nadere stukken over te leggen en te bespreken. Gelet op deze feiten is niet zonder meer begrijpelijk dat het Hof heeft aangenomen dat de Inspecteur ervan uit kon gaan dat X ondubbelzinnig kenbaar had gemaakt niet (verder) te willen worden gehoord.

De zaak is verwezen naar Hof Den Haag.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2015
Instantie
HR
Datum instantie
17 september 2020
Rolnummer
19/04365
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1419
Auteur(s)
Khadija Bozia
BNB Advocatuur
NLF-nummer
NLF 2020/2319
Aflevering
29 oktober 2020
Judoreg
NFB3776
bwbr0005537&artikel=7:2,bwbr0005537&artikel=7:2

Naar de bovenkant van de pagina