Direct naar content gaan

Samenvatting

X heeft als advocaat een cliënt bijgestaan in diverse (gerechtelijke) procedures. De cliënt heeft in Luxemburg een bankrekening gehad met een saldo (per 30 september 2009) van circa € 436.000. De cliënt heeft dat saldo vervolgens overgeboekt naar de rekening van de stichting beheer derdengelden (de derdengeldenrekening) van X (hierna samen te noemen: X c.s.).

De Belastingdienst heeft aan de cliënt ex artikel 47 AWR om informatie over de geldstromen verzocht, maar de cliënt heeft niet aan zijn informatieplicht voldaan. De cliënt heeft X c.s. eveneens niet toegestaan om de Belastingdienst de gevraagde informatie te verstrekken.

Daarop heeft de Belastingdienst bij de voorzieningenrechter van Rechtbank Limburg een kort geding aangespannen waarin wordt gevraagd aan zowel X c.s. als de cliënt te bevelen volledig en onvoorwaardelijk mee te werken aan het verstrekken van de door de Belastingdienst gevraagde gegevens en inlichtingen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen tegen de cliënt (grotendeels) toegewezen, de cliënt in de kosten in die zaak veroordeeld, de vorderingen tegen de advocaat en de stichting afgewezen en de Belastingdienst in de kosten in die zaak veroordeeld (ECLI:NL:RBLIM:2019:325). De voorzieningenrechter is namelijk van oordeel dat X c.s. terecht een beroep op het verschoningsrecht en de geheimhoudingsplicht kunnen doen.

De Staat is tegen dit vonnis in beroep gegaan bij Hof Den Bosch. De Belastingdienst heeft ter zitting aangevoerd dat het fiscaal belang is gelegen in de wens om een deugdelijke aanslag te kunnen opleggen die is gebaseerd op vastgestelde informatie en niet op door de cliënt in bezwaar- en beroepsprocedures aanvechtbare schattingen van de Belastingdienst, ter zake waarvan de bewijslast bij de Belastingdienst ligt en met het verloop van de jaren steeds zwaarder gaat drukken. De Belastingdienst wil daarom weten welk bedrag door de cliënt onder de stichting is gestort, welk bedrag de stichting telkens per 1 januari van de jaren vanaf 2010 voor de cliënt onder zich heeft gehad en, bij gebleken afname van de saldi, wie waarvoor met die gelden is betaald.

Het Hof volgt het standpunt van de Belastingdienst grotendeels – kort gezegd: voor zover het gaat om de storting(en) en de saldi op 1 januari van ieder belastingjaar – en verwerpt de verweren van X c.s. in zoverre. Meer in het bijzonder neemt het Hof hierbij in aanmerking dat een verschoningsrecht niet reeds voortvloeit uit het feit dat X c.s. een geheimhoudingsplicht hebben. X c.s. kan blijkens de door het Hof aangehaalde jurisprudentie een beroep op verschoning worden ontzegd ‘wanneer buiten redelijke twijfel staat, dat met de gevraagde getuigenis niet wordt getreden in de vertrouwenssfeer van het ambt’. Tegen deze achtergrond hebben X c.s. voorshands niet voldoende toegelicht dat sprake is van toevertrouwde informatie die direct te relateren is aan een door X behandelde zaak en daarom geheim moet blijven, aldus het Hof.

Deze uitspraak van Hof Den Bosch betreft een kort geding in hoger beroep en gaat over de reikwijdte van het verschoningsrecht van de advocaat. In deze zaak heeft de Belastingdienst aan de advocaat als administratieplichtige op de voet van artikel 52, lid 1, onderdeel a, AWR gevraagd om gegevens van derden (zijn cliënt) te verstrekken over zijn Stichting Derdengelden. In het bijzonder over de vraag hoeveel geld er op de bankrekening van de Stichting Derdengelden door zijn cliënt is gestort en wat er met dat geld is gebeurd. De cliënt van de advocaat zou een bankrekening bij de KB-Luxbank hebben gehad en vanuit Luxemburg geld op de bankrekening van de Stichting Derdengelden hebben gestort. Op grond van artikel 53a AWR heeft de advocaat de bevoegdheid om te weigeren gegevens te verstrekken in verband met zijn geheimhoudingsplicht. Allereerst komt de vraag aan de orde of de Stichting Derdengelden zich kan beroepen op het verschoningsrecht van de advocaat. Rechtbank Limburg overweegt dat de Stichting Derdengelden een beroep kan doen op het verschoningsrecht van de advocaat omdat dit valt onder het afgeleide verschoningsrecht van de advocaat. Het Hof is het hiermee eens; zie r.o. 3.15.

Grondslag en reikwijdte verschoningsrecht

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Civiel recht
Belastingtijdvak
2010 e.v.
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
7 januari 2020
Rolnummer
200.254.676/01
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:13
Auteur(s)
mr. Y.E.J. Geradts
Geradts & Vetter Advocaten
NLF-nummer
NLF 2020/0372
Aflevering
13 februari 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3055
bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=52,bwbr0002320&artikel=52,bwbr0002320&artikel=53&lid=1,bwbr0002320&artikel=53&lid=1,bwbr0002320&artikel=53a&lid=1,bwbr0002320&artikel=53a&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina