Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 1 januari 2020 bezitten X (belanghebbende) en zijn echtgenote € 627.971 aan bank- en spaartegoeden en € 5.089.743 aan effecten, waaronder € 118.955 aan vrijgestelde groene beleggingen.

In de aangifte IB/PVV 2020 van X is een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen opgenomen van € 244.127. In de aangifte van de echtgenote is een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen vermeld van € 26.383.

Naar aanleiding van de massaalbezwaarprocedure is het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van X verminderd naar € 228.171.

X stelt bij Rechtbank Gelderland dat het werkelijk rendement lager is dan het forfaitair vastgestelde rendement.

Hij is in zijn berekening volgens de Rechtbank terecht uitgegaan van het brutorendement van zijn effecten (koers-, valuta en dividend/inkomsten) en heeft daarbij terecht geen rekening gehouden met de in rekening gebrachte fees.  

Niet in geschil is dat bij het vaststellen van het werkelijke rendement de ingehouden dividendbelasting bij het rendement moet worden opgeteld. Daarnaast zijn de stelposten voor de rente op de spaarrekeningen en het rendement op de participatie in de beleggingsvereniging niet in geschil.

X heeft volgens de Rechtbank aannemelijk gemaakt dat het werkelijke rendement over 2020 lager is dan het forfaitair vastgestelde rendement, namelijk nihil. Dit oordeel brengt met zich dat het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen dient te worden verminderd tot nihil.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
6 september 2024
Rolnummer
22/4365
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2024:6168
NLF-nummer
NLF 2024/2412
Aflevering
29 oktober 2024
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina