Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 30 juni 2017 is erflater overleden. X (belanghebbende) is de zoon van erflater en enig erfgenaam. X staat sinds 1997 ingeschreven op het adres van erflater. Hij heeft aan erflater intensieve zorg verleend en heeft van de gemeente over de jaren 2016 en 2017 een blijk van waardering voor mantelzorgers als bedoeld in artikel 2.1.6 Wmo 2015 ontvangen.

In de aangifte erfbelasting heeft X een beroep gedaan op de partnervrijstelling als bedoeld in artikel 1a in verbinding met artikel 32, lid 1, onder 4°, onderdeel a, SW 1956. De Inspecteur heeft de partnervrijstelling niet verleend.

X heeft beroep (ongegrond) en hoger beroep ingesteld.

Uit de tekst van artikel 1a, lid 4, SW 1956, noch uit de wetsgeschiedenis volgt dat X in aanmerking komt voor de partnervrijstelling aangezien vaststaat dat hij geen mantelzorgcompliment heeft ontvangen. De aanslag is daarom niet in strijd met de tekst van de SW 1956 vastgesteld.

Van gewekt vertrouwen is geen sprake. Evenmin is volgens Hof Arnhem-Leeuwarden sprake van strijd met artikel 1 EP. De wetgever heeft de hem in verband met artikel 1 EP toekomende ruime beoordelingsmarge niet overschreden door na het vervallen van de Wmo per 1 januari 2015 geen alternatief voor mantelzorgers in de SW 1956 op te nemen. Het Hof is van oordeel dat de onderhavige heffing van erfbelasting ook niet kan worden aangemerkt als een individuele en buitensporige last.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
17 mei 2021
Rolnummer
20/00772
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:4888
NLF-nummer
NLF 2021/1169
Aflevering
10 juni 2021
bwbr0002226&artikel=1a,bwbr0002226&artikel=1a,bwbr0002226&artikel=32&lid=1,bwbr0002226&artikel=32&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina