Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft (in vof-vorm) een varkensbedrijf gedreven. X heeft kavels geleverd aan derden. Deze procedure gaat nog over de levering van kavel 2, 3 en 4.

Vast staat dat op alle kavels op het moment van levering funderingen en mestputten van de varkensstallen onder het maaiveld aanwezig waren. Bij kavels 2 en 3 waren ook de vloer en de spantbenen (niet de dakspanten) van een loods aanwezig.

X stelt dat de tekst van het Vastgoedbesluit (besluit van 19 september 2013, BLKB2013/1686M) het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat de kavels 2, 3 en 4, door de aanwezigheid van de mestputten en funderingen, aangemerkt kunnen worden als bebouwde grond, waardoor de levering van deze kavels op basis van artikel 11, lid 1, aanhef, onderdeel a, onder 1º, Wet OB 1968 is vrijgesteld van omzetbelasting.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep op het vertrouwensbeginsel ten aanzien van kavel 2 en 4 gehonoreerd. Zij heeft geoordeeld dat X gelet op de bewoordingen van het Vastgoedbesluit en de daarin opgenomen voetnoten – met name voetnoot 21 –, het gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen dat de tweede en vierde kavel bij levering aangemerkt zouden worden als grond waarop zich een gedeeltelijk gesloopt gebouw bevond, en daarmee zouden kwalificeren als bebouwde grond.

Hof Den Bosch acht dit oordeel juist. Gelet op de vaststaande feiten beroept X zich, evenals voor kavel 2 en 4, ook voor kavel 3 terecht op gewekt vertrouwen.

Het hoger beroep van de Inspecteur is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2015-2016
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
18 september 2024
Rolnummer
22/1390; 22/1391
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:2937
NLF-nummer
NLF 2025/0228
Aflevering
28 januari 2025

Naar de bovenkant van de pagina