Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een werknemer die 42 km van zijn werk woont had in de jaren 1994, 1995, 1996 en 1997 de beschikking over een auto van zijn werkgever. Naar aanleiding van het arrest HR BNB 1995/140 waarbij de 24%-regel discriminerend geoordeeld werd, heeft hij de inspecteur verzocht zijn voorlopige aanslag 1994 te verminderen en wel door de bijtelling voor het eigen gebruik van de auto op 20% van de cataloguswaarde te stellen. Daaraan heeft de inspecteur voldaan. Bij de definitieve aanslagen 1995 en 1996 is volstaan met een bijtelling van 20%. Bij de definitieve aanslag 1997 werd echter 24% van de cataloguswaarde bijgeteld. De Hoge Raad oordeelt dat de werknemer niet met succes een beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel. Enerzijds mag hij niet aannemen dat bij de behandeling van het verminderingsverzoek ten aanzien van een voorlopige aanslag een weloverwogen beslissing is genomen. Dat geldt ook voor de definitieve aanslagen 1995 en 1996. Het cassatieberoep wordt verworpen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Instantie
HR
Datum instantie
17 januari 2003
Rolnummer
37.463
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AF2996

Naar de bovenkant van de pagina