Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 2 januari 1907 is een stichting opgericht door A met als doel om familieleden financieel te ondersteunen. A is kort na het oprichten van de stichting overleden. De stichting is aangewezen als enig erfgenaam van A.

Op 15 juni 2018 heeft een statutenwijziging plaatsgevonden waarbij het bestrijden van een aandoening als doel van de stichting is toegevoegd.

Na de statutenwijziging ontvangen de jongere familieleden in de leeftijd van 18 tot 38 jaar een jaarlijkse uitkering van circa € 2.000 en kunnen behoevende familieleden daarnaast een aanvraag indienen ter extra financiële ondersteuning. De oudere familieleden ontvangen niet langer een jaarlijkse uitkering.

In 2019 heeft de stichting uitkeringen aan familieleden gedaan voor een bedrag van € 111.474 en donaties aan medisch onderzoek voor in totaal € 85.000. Het vermogen van de stichting bedroeg op 1 januari 2019 € 7.604.305.

In deze procedure zijn aan X (belanghebbende) opgelegde (navorderings)aanslagen IB/PVV 2018 en 2019 in geschil. X is de weduwe van de kleinzoon van een van de broers van A.

De (navorderings)aanslagen zijn opgelegd op basis van een vso. Daarbij is afgesproken dat partijen over de juistheid van de betreffende aanslagen gaan procederen. Conform de vso is in resp. 2018 en 2019 een bedrag van resp. € 156.931 en € 146.458 (zijnde 1,926%, gebaseerd op een stamboom, van het vermogen van de stichting) aan X toegerekend in box 3.

X betoogt onder meer dat de stichting is aan te merken als sbbi dan wel als een overig doelvermogen en niet als een APV.

Rechtbank Noord-Holland geeft X geen gelijk. Gelet op de tekst van de wet en de bedoeling van de wetgever kan de stichting niet worden aangemerkt als sbbi. Dit geldt zowel voor de periode vóór de statutenwijziging als daarna. De stichting beoogt meer dan bijkomstig een particulier belang en kwalificeert als APV in de zin van artikel 2.14a Wet IB 2001.

X is volgens de Rechtbank aan te merken als fictief erfgenaam in de zin van artikel 2.14a, lid 4, Wet IB 2001 en als begunstigde van de stichting. Er is voorts geen sprake van strijd met algemene beginselen of met Europees recht, aldus de Rechtbank.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018-2019
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
14 februari 2023
Rolnummer
20/6303; 21/163
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2023:1743
Auteur(s)
mr. T.C. Hoogwout
Erasmus Universiteit Rotterdam / Zelfstandig belastingadviseur
NLF-nummer
NLF 2023/0733
Aflevering
6 april 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5690
bwbr0011353&artikel=2.14a&lid=4,bwbr0011353&artikel=2.14a&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina