Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) oefent een expeditiebedrijf uit en verzorgt in dat kader invoeraangiften voor opdrachtgevers. Aan X is een utb uitgereikt voor een bedrag van € 59.344,49 aan definitieve antidumpingrechten en een bedrag van € 12.780,18 aan definitieve compenserende rechten ter zake van zonnepanelen. De zonnepanelen zijn vervaardigd en verkocht door bedrijf 2 te China.

Rechtbank Noord-Holland heeft de utb verminderd.

In de betreffende aangifte, die X had gedaan namens bedrijf 1, was een beroep gedaan op vrijstelling van het definitieve antidumpingrecht en het definitieve compenserend recht dat is ingesteld voor de invoer van zonnepanelen uit China op grond van een door de EU aanvaarde verbintenis van bedrijf 2.

X stelt dat zij de aangifte bij vergissing heeft gedaan namens bedrijf 1 en dat zij de aangifte had willen doen namens bedrijf 3. Het gevolg van deze vergissing is dat X op grond van artikel 5, lid 4, tweede volzin, CDW, geacht wordt te hebben gehandeld in eigen naam en voor eigen rekening. X maakt niet aannemelijk dat zij vertegenwoordigingsbevoegd was ten aanzien van bedrijf 3, aldus Hof Amsterdam. Dit betekent dat de Inspecteur terecht X heeft aangemerkt als aangever en dat geen sprake is van een situatie zoals aan de orde was in het arrest van het HvJ van 16 juli 2020 (C-97/19 (Pfeifer & Langen), ECLI:EU:C:2020:574, NLF 2020/1701, met noot van Van den Eijnde), of dat van de Hoge Raad van 29 april 2022 (20/00236, ECLI:NL:HR:2022:658, NLF 2022/0885, met noot van Schippers, r.o. 4.3).

Het Hof verwerpt de stelling van X dat zij een beroep kan doen op de verbintenisfactuur.

De Rechtbank heeft volgens het Hof terecht geoordeeld dat op de onderhavige zonnepanelen het individuele tarief van 36,2% dat is vastgesteld voor bedrijf 2 van toepassing is. De door de Inspecteur tegen dit oordeel ingebrachte stellingen slagen niet.

Zowel het hoger beroep van de Inspecteur als het incidenteel hoger beroep van X is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
24 januari 2023
Rolnummer
22/00419
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:574
NLF-nummer
NLF 2023/0722
Aflevering
30 maart 2023

Naar de bovenkant van de pagina