Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij woonde gedurende de jaren 2015, 2016 en 2017 in België. X heeft in die jaren vanuit Nederland een AOW-uitkering genoten. Hij is 100% aandeelhouder van een pensioen-bv en heeft in de genoemde jaren uit deze bv tevens pensioen genoten.

Aan X zijn voor de jaren 2015-2017 zogenoemde NiNbi-beschikkingen afgegeven (NiNbi = Niet in Nederland belastbaar inkomen voor de Zorgverzekeringswet).

In geschil is of de beschikkingen terecht zijn gegeven.

In procedures over voorgaande jaren is reeds beslist dat de Inspecteur bevoegd is de NiNbi-beschikking af te geven en dat Nederland kan en mag heffen over de uitkering uit de pensioen-bv. Er is geen reden om voor de onderhavige jaren anders te oordelen, aldus Rechtbank Den Haag.

Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de Rechtbank met juistheid heeft beslist dat de beschikkingen terecht zijn gegeven. Het Hof maakt deze beslissing en de gronden waarop zij berusten tot de zijne. Wat X in hoger beroep heeft aangevoerd, brengt het Hof niet tot een ander oordeel.

X heeft voorts geen feiten gesteld op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat hij door toedoen van de Belastingdienst immateriële schade heeft geleden.

De Hoge Raad heeft op 22 september 2023 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (22/04005)

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2015-2017
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
19 oktober 2022
Rolnummer
22/00369; 22/00370; 22/00371
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:2132
NLF-nummer
NLF 2022/2368
Aflevering
1 december 2022
bwbr0018450&artikel=69,bwbr0018450&artikel=69,bwbr0018472&artikel=8a,bwbr0018472&artikel=8a

Naar de bovenkant van de pagina