Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) was in 2015 middellijk enig aandeelhouder en bestuurder van Z (bv) en Y (bv) waarin respectievelijk een bouwbedrijf en installatiebedrijf worden geëxploiteerd.

X en zijn echtgenote hebben in 2010 een perceel grond met boerderij gekocht. De boerderij is gesloopt en op het perceel is een nieuwe woning gebouwd. X en zijn echtgenote zijn op 12 oktober 2015 in de nieuwe woning gaan wonen.

Volgens de Inspecteur heeft Z in 2015 geen kosten in rekening gebracht ter zake van de bouw van de woning. Hij heeft met een navorderingsaanslag een middellijke winstuitdeling in aanmerking genomen waarvan 50% is toegerekend aan X. Dit betreft (na bezwaar) een bedrag van € 316.613.

Volgens Rechtbank Noord-Nederland heeft de Inspecteur geen redelijke schatting gemaakt en is X er niet in geslaagd te doen blijken dat de navorderingsaanslag onjuist is vastgesteld. De Rechtbank stelt de winstuitdeling schattenderwijs vast op € 485.000. Hiervan wordt 50% (€ 242.500) toegerekend aan X. Het inkomen uit aanmerkelijk belang dient daarom op € 242.500 te worden vastgesteld.

De adviseur van X heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat, als de aangifte zou worden gevolgd, te weinig belasting zou worden geheven en deze kans bewust aanvaard. Dit vormt kwade trouw en deze kwade trouw moet aan X worden toegerekend. De Inspecteur kan daarom navorderen zonder het vereiste van een nieuw feit, aldus de Rechtbank.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
9 maart 2023
Rolnummer
22/2169
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2023:956
NLF-nummer
NLF 2023/0675
Aflevering
30 maart 2023
bwbr0002320&artikel=16&lid=1,bwbr0002320&artikel=16&lid=1,bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0002320&artikel=27e

Naar de bovenkant van de pagina