Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is een in Duitsland gevestigd Immobilien-Sondervermögen dat mede belegt in Nederlandse onroerende zaken. In geschil is of X in Nederland belastingplichtig is en of het fbi-regime van toepassing is.

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat X is aan te merken als een doelvermogen en dus buitenlands belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting.

Voor de fbi-status moet naar de totale activiteiten worden gekeken. Ten aanzien van de Nederlandse vastgoedprojecten is voldaan aan de beleggingseis. Voor de buitenlandse vastgoedprojecten acht het Hof aannemelijk dat het EU-recht is geschonden, omdat de Belastingdienst feitelijk geen controle uitoefent bij Nederlandse fbi’s op hun buitenlandse vastgoedprojecten. X voldoet daarom aan het beleggingsvereiste.

Voor de toetsing van de overige fbi-eisen maakt het Hof onderscheid tussen de boekjaren tot en met 2007/2008 en de boekjaren daarna in verband met de wijziging van het wettelijke regime per 1 augustus 2007. Voor de oude jaren beoordeelt het Hof of sprake is van schending van de vrijheid van kapitaalverkeer. De geconstateerde schending wordt gerechtvaardigd op basis van het coherentiebeginsel, maar op basis van het arrest Deka van de Hoge Raad (HR 23 oktober 2020, 16/03954 e.a., ECLI:NL:HR:2020:1674, NLF 2020/2372, met noot van De Haan) is er een minder verregaande maatregel dan de weigering van het fbi-regime denkbaar, mits X instemt met een vervangende betaling gelijk aan de verschuldigde dividendbelasting die een dergelijk fonds bij vestiging in Nederland zou moeten voldoen. X heeft daarmee volgens het Hof niet ingestemd. Voor die jaren kan dus geen beroep worden gedaan op het fbi-regime.

Voor de boekjaren 2008/2009 e.v. geldt dat X in beginsel voldoet aan de vereisten van het wettelijke regime, met uitzondering van de verplichte afrekening in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het fbi-regime voor het eerst van toepassing is (artikel 10 BBI). X heeft daar niet aan voldaan en dat betekent dat ook voor die latere jaren het fbi-regime niet van toepassing is.

Tegen dit oordeel heeft X met vier middelen cassatieberoep ingesteld en de staatssecretaris heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.

A-G Wattel geeft de Hoge Raad in overweging om het cassatieberoep van X ongegrond te verklaren en het incidenteel cassatieberoep van de staatssecretaris buiten behandeling te laten.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
1 januari 1997 t/m 31 december 2020
Instantie
A-G
Datum instantie
27 mei 2022
Rolnummer
21/04201
ECLI
ECLI:NL:PHR:2022:517
Auteur(s)
mr. dr. R.P.C. Adema
Rijksuniversiteit Groningen en Deloitte
NLF-nummer
NLF 2022/1432
Aflevering
28 juli 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5151
bwbr0002672&artikel=3,bwbr0002672&artikel=28,bwbr0002672&artikel=28&lid=1,bwbr0002672&artikel=28&lid=2,bwbr0002672&artikel=3,bwbr0002672&artikel=28

Naar de bovenkant van de pagina