Direct naar content gaan

Samenvatting

In Hongarije vindt de detailverkoop van geneesmiddelen, behalve in ziekenhuizen, plaats via apotheken. De geneesmiddelen kunnen worden gesubsidieerd door de NEAK (publieke zorgverzekeraar). De NEAK beslist of een geneesmiddel op de lijst van gesubsidieerde geneesmiddelen moet worden opgenomen na een onderzoek en stelt vervolgens het bedrag van de subsidie vast op basis van de prijs die wordt vastgesteld door de distributeur. Dat is in het onderhavige geval Boehringer Ingelheim.

Boehringer Ingelheim heeft aan de NEAK bedragen betaald op grond van zogenoemde prijs-volumeovereenkomsten. Hiervoor is geen factuur opgesteld. Er bestaan echter documenten aan de hand waarvan achteraf kan worden nagegaan dat de betalingen daadwerkelijk zijn verricht op basis van deze overeenkomsten.

De Hongaarse belastingdienst weigerde te erkennen dat Boehringer Ingelheim het recht heeft om de door haar aan de NEAK betaalde bijdragen in mindering te brengen op haar maatstraf van heffing voor de btw.

In antwoord op prejudiciële vragen over deze kwestie verklaart het HvJ het volgende voor recht.

Artikel 90, lid 1, Btw-richtlijn verzet zich tegen een nationale regeling die bepaalt dat een farmaceutische onderneming het gedeelte van haar omzet uit de verkoop van door de publieke zorgverzekeraar gesubsidieerde geneesmiddelen dat zij op grond van een tussen haar en deze zorgverzekeraar gesloten overeenkomst aan deze zorgverzekeraar terugbetaalt, niet van haar maatstaf van heffing voor de btw mag aftrekken op grond dat de bedragen die zij daarvoor heeft betaald niet zijn vastgesteld op basis van de voorwaarden die deze onderneming vooraf in het kader van haar handelsbeleid heeft vastgesteld, en die betalingen niet voor reclamedoeleinden zijn gedaan.

Artikel 90, lid 1 en artikel 273 Btw-richtlijn verzetten zich tegen een nationale regeling die de verlaging achteraf van de maatstaf van heffing van de btw afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de belastingplichtige die recht heeft op teruggaaf beschikt over een factuur op zijn naam waaruit blijkt dat de transactie die aanleiding geeft tot die teruggaaf is uitgevoerd, zelfs wanneer een dergelijke factuur niet is uitgereikt en de uitvoering van die transactie met andere middelen kan worden aangetoond.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 oktober 2013 t/m 31 december 2017
Instantie
HvJ
Datum instantie
5 oktober 2021
Rolnummer
C‑717/19
ECLI
ECLI:EU:C:2021:818
Auteur(s)
mr. J. Sanders jr.
PKF Wallast
NLF-nummer
NLF 2021/2024
Aflevering
28 oktober 2021
Judoreg
NFB4607
bwbr0002629&artikel=8&lid=5,bwbr0002629&artikel=29&lid=1,celex32006l0112&artikel=273,celex32006l0112&artikel=90,celex32006l0112&artikel=273,celex32006l0112&artikel=90

Naar de bovenkant van de pagina