Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 2010 van haar ouders een schenking gekregen met een waarde van € 24.000. In de aangifte schenkbelasting heeft zij een beroep gedaan op de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan hun kind.

In 2018 heeft X een schenking van haar ouders gekregen met een waarde van € 5.353.

Voorts heeft zij in 2018 van haar ouders een schenking gekregen met een waarde van € 48.600. Zij heeft voor laatstgenoemde schenking een beroep gedaan op de eenmalig verhoogde vrijstelling ten behoeve van de eigen woning van € 100.000 (hierna: eigenwoningvrijstelling). De Inspecteur heeft deze vrijstelling niet toegepast.

Dat acht Rechtbank Zeeland-West-Brabant terecht. De Inspecteur heeft de wet (artikel 82a, lid 2, SW 1956) juist toegepast, aangezien X de verhoogde vrijstelling al eerder heeft genoten.

De gestelde omstandigheid dat de broer van X de eigenwoningvrijstelling in 2014 wel heeft kunnen toepassen, leidt niet tot een ander oordeel. In 2014 kon namelijk nog een inhaalschenking worden gedaan. De wetgever heeft geen aanleiding gezien om in gevallen als die van X in 2018 de mogelijkheid te bieden voor een dergelijke inhaalschenking. Dat is een keuze van de wetgever en de uitvoering van de Inspecteur in lijn met deze wetgeving is niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
16 mei 2023
Rolnummer
21/4350
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:3361
NLF-nummer
NLF 2023/1337
Aflevering
15 juni 2023
bwbr0002226&artikel=82a&lid=2,bwbr0002226&artikel=82a&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina