Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) houdt alle aandelen in de per 19 december 2012 opgerichte B (bv). Per 24 december 2012 heeft X door hem gehouden participaties (winstbewijzen in Y nv en certificaten van aandelen in A bv) ingebracht in B. Deze participaties mochten door X alleen verhandeld worden met toestemming van Y nv. Bij het vaststellen van de verkrijgingsprijs van de aandelen B per 24 december 2012 is de Inspecteur uitgegaan van een waarde in economische verkeer van de participaties van circa € 4.627.034. Volgens X is dat niet juist. Hij stelt zich op het standpunt dat de verkrijgingsprijs tot een te laag bedrag is vastgesteld. Rechtbank Den Haag en Hof Den Haag geven hem echter geen gelijk. Het bedrag van € 4.627.034 is in de participatieovereenkomst als verkrijgingsprijs van het lidmaatschapscertificaat opgenomen. Dit is ook het bedrag dat X in een e-mailbericht van 18 augustus 2017 heeft genoemd als bedrag dat hij voor de participaties heeft betaald. Dit bedrag ligt in lijn met zowel de waarde waartegen de participaties per 1 januari 2012 in de rendementsgrondslag voor de berekening van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen zijn betrokken als met de in januari 2015 door B gerealiseerde verkoopprijs. Onder deze omstandigheden heeft de Inspecteur er bij het vaststellen van de verkrijgingsprijs van de aandelen van mogen uitgaan dat de waarde in het economische verkeer van de participaties per 24 december 2012 € 4.627.034 bedroeg.

De uitspraak van de Rechtbank wordt door het Hof bevestigd.

Het hoger beroep van X wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2012
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
29 oktober 2019
Rolnummer
18/00859
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:2862
NLF-nummer
NLF 2019/2482
Aflevering
14 november 2019
bwbr0011353&artikel=4.36,bwbr0011353&artikel=4.36

Naar de bovenkant van de pagina