Direct naar content gaan

Samenvatting

Het College Pension Plan of British Columbia (hierna: CPP) is een beleggingsfonds in de vorm van een trust naar Canadees recht. Het doel van CPP is het verstrekken van pensioenuitkeringen aan voormalige ambtenaren van de provincie Brits-Columbia (Canada). Daartoe neemt CPP in zijn balansen technische voorzieningen op die overeenkomen met de pensioengarantieverplichtingen. CPP is in Canada vrijgesteld van elke belastingheffing op winsten.

In de periode 2007-2010 hield CPP indirect, via deelneming in beleggingsportefeuilles, aandelen in het kapitaal van Duitse naamloze vennootschappen, zonder dat deze participaties meer dan 1% van het kapitaal van die vennootschappen vertegenwoordigden. De op deze deelnemingen ontvangen dividenden waren volgens het belastingverdrag tussen Duitsland en Canada onderworpen aan de Duitse kapitaalopbrengstbelasting van 15%, die als bronbelasting werd geheven.

CPP meent dat zij benadeeld wordt ten opzichte van een Duits pensioenfonds, aangezien Duitse pensioenfondsen feitelijk zonder belasting dividenden kunnen ontvangen. In het kader van een geding hierover tussen CPP en Finanzamt München heeft het Finanzgericht München prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ.

Het HvJ oordeelt in antwoord op de vragen dat de Duitse regeling in strijd is met de vrijheid van kapitaalverkeer als vervat in artikel 63, lid 1, jo. 65 VWEU.

Het HvJ stelt vast dat er geen voldoende nauw oorzakelijk verband bestaat tussen het kapitaalverkeer waarop de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regeling inzake de ontvangst van dividenden door een pensioenfonds betrekking heeft, en het verrichten van financiële diensten in de zin van artikel 64, lid 1, VWEU. Gelet hierop kan de Duitse regeling voor de toepassing van artikel 64 VWEU niet worden beschouwd als een op 31 december 1993 bestaande beperking.

Conform Conclusie A-G Pikamäe.

Dit arrest van het HvJ betreft de Duitse dividendbelasting op een dividenduitkering aan een buitenlands pensioenfonds. Ook voor Nederland heeft dit arrest betekenis, met name op het gebied van de toepassing van de standstillbepaling in de lopende dividendbelastingzaken.

Hogere belastingdruk op dividenduitdelingen aan buitenlandse pensioenfondsen in beginsel in strijd met EU-recht

Allereerst geeft het HvJ aan dat een hogere belastingdruk op een dividend voor een buitenlands pensioenfonds in beginsel in strijd is met het EU-recht. Net als in Nederland kent Duitsland een bronheffing die gelijk is voor ingezeten en niet-ingezeten pensioenfondsen. Voor niet-ingezetenen betreft dit een eindheffing tegen het verlaagde verdragspercentage. Voor ingezetenen is de bronheffing een voorheffing op de vennootschapsbelasting en wordt deze teruggegeven voor zover de bronheffing hoger is dan de uiteindelijk verschuldigde vennootschapsbelasting. Niet verrassend verwijst het HvJ naar de bekende arresten Miljoen, X en Société Générale. Dit is in casu het geval aangezien de dividendopbrengsten voor ingezeten pensioenfondsen direct tot een verplichting en dus tot aftrek in de vennootschapsbelasting leiden, waardoor de facto de ontvangen dividenden zijn vrijgesteld van heffing. Hiermee worden de ingezeten pensioenfondsen gunstiger behandeld dan niet-ingezeten pensioenfondsen.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2007-2010
Instantie
HvJ
Datum instantie
13 november 2019
Rolnummer
C‑641/17
ECLI
ECLI:EU:C:2019:960
Auteur(s)
mr. N. de Haan
BDO
NLF-nummer
NLF 2020/0114
Aflevering
9 januari 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB2981
bwbv0001506&artikel=63,bwbv0001506&artikel=63,bwbv0001506&artikel=64,bwbv0001506&artikel=64,bwbv0001506&artikel=65,bwbv0001506&artikel=65

Naar de bovenkant van de pagina