Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) is belastingrente vergoed naar aanleiding van een BPM-teruggave van in totaal € 603.

Hof Den Bosch verwerpt alle door X in hoger beroep aangevoerde formele grieven betreffende de rentebeschikking.

De redelijke termijn van in beginsel twee jaar voor bezwaar en beroep is overschreden, maar net als Rechtbank Zeeland-West-Brabant ziet het Hof geen aanleiding om compensatie in de vorm van een schadevergoeding toe te kennen. Het Hof betrekt bij dit oordeel het financiële belang van de zaak, dat het Hof berekent op € 15.

Met het bij herhaling voorleggen van de rentekwestie betreffende dezelfde BPM-vermindering wekt de gemachtigde, en daarmee ook X, bij het Hof de indruk dat hij geen belang hecht aan behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn en dat hij immateriële schadevergoedingen en proceskostenvergoedingen beschouwt als financiële genoegdoeningen voor zijn onvrede over de wijze waarop nationale rechters de eerbieding van het Unierecht waarborgen.

De vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden moet ook op deze grond in dit geval als een voldoende genoegdoening worden aangemerkt.

Volgens het Hof wordt met dit oordeel een bijdrage geleverd aan het herstellen van het vertrouwen van belastingbetalers in de overheid. Het Hof meent dat het systeem van forfaitaire vergoedingen (proceskosten, immateriële schadevergoeding) in zijn huidige vorm leidt tot uitkomsten die in de samenleving niet meer zijn uit te leggen.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2017-2019
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
31 mei 2023
Rolnummer
22/01469
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:1795
NLF-nummer
NLF 2023/1282
Aflevering
8 juni 2023

Naar de bovenkant van de pagina