Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze procedure oordeelt Hof Den Haag in hoger beroep dat de vastgestelde WOZ-waarde van een woonzorglocatie niet te hoog is vastgesteld.

Voor de heffing van OZB-gebruik betoogt stichting X (belanghebbende) dat de woonzorglocatie in hoofdzaak tot woning dient in de zin van artikel 220a, lid 2, Gemw.

Zij heeft gesteld dat de op plattegronden rood gekleurde delen van de woonzorglocatie (gangen, hallen en vergelijkbare ruimten) in hoofdzaak, dat wil zeggen voor ten minste 70%, dienstbaar zijn aan woondoeleinden als bedoeld in artikel 220a, lid 2, Gemw en voor het overige dienstbaar zijn aan de delen van de woonzorglocatie die niet tot woning dienen. Deze stelling van X is echter, ook als de stelling met objectieve en verifieerbare feiten zou zijn onderbouwd – quod non – onvoldoende om op grond daarvan te oordelen dat de op de plattegrond rood gekleurde delen van de woonzorglocatie volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Het Hof verwijst in dit verband naar het arrest HR 27 mei 2022, 21/00693, ECLI:NL:HR:2022:770, NLF 2022/1099, met noot van Menger.

Gelet hierop heeft X niet aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woonzorglocatie in hoofdzaak moet worden toegerekend aan delen van de woonzorglocatie die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Derhalve is de woonzorglocatie geen onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient. In dat geval sluit X zich aan bij het standpunt van de Heffingsambtenaar dat de heffingsmaatstaf voor de OZB-gebruik € 830.000 bedraagt.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
11 oktober 2023
Rolnummer
22/01232
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:2132
NLF-nummer
NLF 2023/2605
Aflevering
16 november 2023
bwbr0005416&artikel=220a,bwbr0005416&artikel=220a,bwbr0007119&artikel=17&lid=3,bwbr0007119&artikel=17&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina