Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) is dga van Holding. Holding verricht houdsterwerkzaamheden voor haar 100% dochtermaatschappij (de bv).

X heeft zich op 2 juni 2004 als borg verbonden jegens de bank voor verplichtingen van Holding tot een maximumbedrag van € 230.000 (de eerste borgstelling).

Bij onderhandse akte d.d. 21 december 2007 heeft X zich als borg verbonden jegens de bank voor alle verplichtingen van holding en de bv, uit welke hoofde ook, tot een maximumbedrag van € 259.500, te vermeerderen met renten en kosten (de tweede borgstelling).

In 2017 is X door de bank als borgsteller aangesproken voor een schuld die de bv aan de bank had.

In deze procedure over de aanslag IB/PVV 2017 van X beoordeelt Hof Den Haag de zakelijkheid van de tweede borgstelling.

Volgens het Hof is X de tweede borgstelling aangegaan uit een aandeelhoudersmotief. Van belang hierbij is onder meer dat het eigen vermogen van de bv bij het aangaan van de borgstelling negatief was en dat de borgstelling oneindig was. Geen onafhankelijke derde zou in 2007 bereid zijn geweest om hetzelfde in de tijd ongelimiteerde debiteurenrisico te lopen.

De tweede borgstelling speelt zich af in de kapitaalsfeer. X kan in 2017 in verband met de borgstelling geen afwaardering van de regresvordering ten laste van het row in aanmerking nemen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
10 juli 2024
Rolnummer
23/160
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1475
NLF-nummer
NLF 2024/2244
Aflevering
8 oktober 2024
bwbr0011353&artikel=3.92&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.92&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina