Direct naar content gaan

Samenvatting

De fiscale behandeling in Frankrijk voor Franse moedermaatschappijen die dividend ontvangen van Franse (klein)dochterondernemingen is gunstiger dan in het geval dividenden worden ontvangen van buitenlandse (klein)dochterondernemingen. Dat verschil heeft Frankrijk tot op heden niet opgeheven en daarom heeft de Europese Commissie het HvJ verzocht vast te stellen dat Frankrijk in strijd handelt met het Unierecht zoals dat is uitgelegd in het arrest Accor (HvJ 15 september 2011, C-310/09, ECLI:EU:C:2011:581).

A-G Wathelet concludeert als volgt:

  1. Door geen rekening te houden met door de in een andere lidstaat dan Frankrijk gevestigde kleindochterondernemingen betaalde belasting, terwijl in Frankrijk gevestigde kleindochterondernemingen op grond van het toepasselijke stelsel aan de tussenvennootschap dividend kunnen uitkeren dat is ontheven van de belasting die erop drukte, heeft de rechtspraak van de Conseil d’État de discriminatie in stand gehouden die het HvJ heeft vastgesteld in het arrest Accor. Daardoor is de Franse Republiek de krachtens artikel 49 en 63 VWEU op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.
  2. Doordat de Conseil d’État het HvJ geen vragen heeft gesteld ofschoon de inaanmerkingneming van de door niet-ingezeten kleindochterondernemingen betaalde belasting een vraag van Unierecht was die van invloed kon zijn op de oplossing van de bij hem aanhangige gedingen, en de juiste toepassing van het Unierecht niet zo voor de hand lag dat daarover geen redelijke twijfel kon bestaan, is de Franse Republiek de krachtens artikel 267, derde alinea, VWEU op haar rustende verplichting niet nagekomen.
Accor revisited

Het arrest Accor betreft de Franse wijze van voorkoming van economisch dubbele belasting over dividendinkomen. Die krijgt aldus vorm dat bij een dividenduitkering enerzijds roerende voorheffing is verschuldigd en anderzijds een belastingkrediet wordt toegekend ter hoogte van de helft van het dividend. Daardoor blijft dat dividend in wezen onbelast. In het arrest Accor oordeelde het HvJ dat het Unierecht zich ertegen verzet dat Frankrijk ter zake van dividenden ontvangen van buitenlandse dochters geen krediet verstrekt in verband met de belasting die door die dochters in het buitenland is betaald over de winst waaruit die dividenden afkomstig zijn. Wel mag Frankrijk eisen dat de belastingplichtige informatie verstrekt over de aard en het tarief van de belasting die daadwerkelijk is geheven over de winst waaruit het dividend is uitgekeerd, mits het daarmee niet onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt om het verlangde bewijs te leveren. Volgens de Europese Commissie heeft de Franse hoogste rechter (de Conseil d’État) in een tweetal op 10 december 2012 gewezen arresten op een aantal punten onjuist uitvoering gegeven aan het arrest Accor. A-G Wathelet is het daar ten dele mee eens.

Eerste grief: kleindochtervennootschappen

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2018
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
26 juli 2018
Rolnummer
C‑416/17
ECLI
ECLI:EU:C:2018:626
Auteur(s)
Willibrord Egelie
Belastingdienst Grote ondernemingen
NLF-nummer
NLF 2018/1695
Aflevering
9 augustus 2018
Judoreg
NFB1706
bwbr-vweu &&artikel=267,bwbr-vweu &&artikel=267,bwbv0001506&artikel=49, 63,bwbv0001506&artikel=49, 63

Naar de bovenkant van de pagina