Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In artikel 10 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) is een regeling opgenomen voor de berekening van de BPM voor gebruikte auto's. Kort gezegd wordt de BPM berekend aan de hand van een afschrijvingstabel. Een belastingplichtige had in Duitsland een gebruikte Audi A8 gekocht en in Nederland ingevoerd. De inspecteur berekende de BPM aan de hand van de afschrijvingstabel van artikel 10 BPM.
De belastingplichtige was het daar niet mee eens. Hij stelde dat er bij de A8 sprake is van een hoger afschrijvingspercentage. Volgens het Hof had de belastingplichtige dit echter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Tegen dit oordeel stelde de belastingplichtige cassatieberoep in. De Hoge Raad verwijst naar het arrest 22 september 2006, nr. 41.178, BNB 2007/55. Daarin is geoordeeld dat de afschrijvingstabel van artikel 10 BPM in strijd is met artikel 90 EG, nu niet is bekend gemaakt met welke factoren, andere dan de ouderdom van een voertuig, bij de bepaling van de hoogte van de afschrijving rekening is gehouden, zodat voor een concreet voertuig aan de hand van de tabel niet is vast te stellen of en in hoeverre die tabel de werkelijke waardevermindering van dat voertuig weerspiegelt. Indien een belastingplichtige voor zijn situatie de toepassing van het wettelijke afschrijvingspercentage bestrijdt, rust in het licht van het hiervoor overwogene op de inspecteur de verplichting ter zake van dit afschrijvingspercentage de benodigde gegevens te verstrekken omtrent de aannames die in het concrete geval een rol hebben gespeeld bij de vaststelling van de maatstaf van heffing, zodat het de betrokken belanghebbende duidelijk kan zijn op welk(e) punt(en) een door hem te leveren tegenbewijs, gebaseerd op één of meer waardebepalende kenmerken van de desbetreffende auto, al dan niet zinvol is. Voor zover het Hof heeft geoordeeld dat het in de eerste plaats op de weg van de belastingplichtige ligt feiten of omstandigheden aannemelijk te maken die afwijking van het ingevolge artikel 10 BPM voorgeschreven afschrijvingspercentage rechtvaardigen, geeft dat oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting, aldus de Hoge Raad. De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2002
Instantie
HR
Datum instantie
29 juni 2007
Rolnummer
43.432
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BA8063

Naar de bovenkant van de pagina