Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Deze procedure gaat over een Luxemburg ingezeten beleggingsfonds (Fonds F) dat wenst te investeren in Polen. Het Fonds wordt beheerd door zijn raad van bestuur, waardoor sprake is van intern beheer. Het Fonds heeft een verzoek ingediend bij de Poolse belastingautoriteiten om vrijstelling van belastingheffing over de inkomsten over zijn Poolse investeringen. Dit verzoek is afgewezen. Op basis van een vereiste in de Poolse wet op de vennootschapsbelasting komen alleen extern beheerde beleggingsfondsen in aanmerking voor de vrijstelling.

De verwijzende rechter twijfelt over de verenigbaarheid van dit vereiste met onder meer de vrijheid van kapitaalverkeer (artikel 63 VWEU). Zij heeft hierover een prejudiciële vraag gesteld aan het HvJ.

Het HvJ antwoordt op de vraag dat artikel 63, lid 1, VWEU aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die bepaalt dat een icb enkel wanneer zij wordt beheerd door een externe entiteit die haar activiteiten uitoefent krachtens een vergunning van de bevoegde autoriteiten voor toezicht op de financiële sector van de staat waar deze entiteit is gevestigd, in aanmerking komt voor vrijstelling van vennootschapsbelasting voor de inkomsten uit de door deze instelling verrichte beleggingen, en welke regeling een dergelijke vrijstelling dus niet verleent aan intern beheerde instellingen voor collectieve belegging die zijn opgericht overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat, waarbij zich de omstandigheid voordoet dat het recht van de eerste lidstaat enkel de oprichting van extern beheerde icb’s toestaat.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2022 e.v.
Instantie
HvJ
Datum instantie
27 februari 2025
Rolnummer
C‑18/23
ECLI
ECLI:EU:C:2025:119
NLF-nummer
NLF NLF
bwbv0001506&artikel=63

Naar de bovenkant van de pagina