Samenvatting
X (belanghebbende) is opgericht op 2 januari 2014 naar het recht van het Verenigd Koninkrijk en heeft de rechtsvorm van een Limited Liability Partnership. X heeft twee participanten. Participant 1 is middellijk (100%) aandeelhouder en bestuurder van participant 2. De activiteiten van X bestonden uit het leveren van adviesdiensten en het detacheren van personeel op het gebied van documentaire dienstverlening.
X heeft een nihilaangifte vennootschapsbelasting 2014 ingediend. De Inspecteur heeft X als niet-transparant lichaam aangemerkt en heeft een aanslag vpb 2014 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 120.000.
X heeft beroep (ongegrond) en hoger beroep ingesteld.
Hof Den Bosch oordeelt dat Rechtbank Zeeland-West-Brabant terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat X voor de vpb een niet-transparant lichaam is. Aangezien X een niet-transparante rechtspersoon is, in Nederland is gevestigd en een onderneming drijft, valt zij in categorie e van artikel 2, lid 1, Wet VpB 1969 (vangnetbepaling) en is zij vpb-plichtig indien zij niet reeds vpb-plichtig is omdat zij in categorie a valt.
Het beroep van X op het vertrouwens- en het gelijkheidsbeginsel faalt. X heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat loonkosten zijn gemaakt. Het Hof ziet daarom geen aanleiding om aftrek te verlenen voor loonkosten.
Het hoger beroep is ongegrond.
De Hoge Raad heeft op 20 december 2024 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.