Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een vrouw heeft aan haar echtgenoot zorg verleend met een door hem ten titel van persoonsgebonden budget ontvangen bedrag van 26.798 euro. Zij heeft haar arbeid zelfstandig rendabel gemaakt. Ze had derhalve een bron van inkomen waaruit zij inkomsten uit overige werkzaamheden heeft behaald. De vrouw heeft de inkomsten niet in haar aangifte IB/PVV 2002 verantwoord. Ze heeft van haar toenmalig belastingadviseur destijds namelijk vernomen dat over het bedrag niets in de aangifte hoefde te worden vermeld. De inspecteur gaat echter tot navordering over. Niet in geschil is dat de inkomsten uit zorgverlening belast zijn en dat de inspecteur niet over een nieuw feit beschikt om na te vorderen. In geschil is uitsluitend of sprake is van kwade trouw van de vrouw.
De Rechtbank oordeelt van niet, maar het Hof denkt daar anders over.
Volgens het Hof was de fiscale vraag van de vrouw niet zo ingewikkeld dat een belastingadviseur, ook al heeft hij weinig ervaring, bij een onderzoek met normale zorgvuldigheid niet eenvoudig had kunnen vaststellen dat de inkomsten bij de vrouw belast waren. Door te antwoorden dat de inkomsten bij de vrouw onbelast waren, aanvaardde de belastingadviseur willens en wetens de aanmerkelijke kans dat door de vrouw te weinig belasting zou worden betaald. Aldus was de voormalig belastingadviseur te kwader trouw. Die kwade trouw kan volgens het Hof op basis van het arrest van de Hoge Raad van 23 januari 2009, nr. 07/10942, aan de vrouw worden toegerekend. Uit dat arrest blijkt dat in gevallen zoals deze, waarin geen boete is opgelegd, niet van belang is of de vrouw bij de keuze van haar adviseur zorgvuldig te werk is gegaan. Zij heeft hem ingeschakeld en zij is er dan voor verantwoordelijk. Of de vrouw zelf te kwader trouw was kan dan in het midden blijven, aldus het Hof. Tegen dit oordeel heeft de vrouw cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad overweegt dat de oordelen van het Hof dat de belastingadviseur had moeten aarzelen en een onderzoek had moeten instellen, en dat hij bij een zodanig onderzoek niet had kunnen komen tot het antwoord dat hij gaf, nog niet de voor voorwaardelijk opzet vereiste bewustheid meebrengen van de aanmerkelijke kans dat van de vrouw te weinig belasting zou worden geheven (vgl. HR 3 december 2010, nr. 09/04514, LJN BO5989, BNB 2011/59). De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2002
Instantie
HR
Datum instantie
30 september 2011
Rolnummer
10.01297
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BT5846

Naar de bovenkant van de pagina