Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 22 april 1996 heeft X (belanghebbende) een (NSW-)landgoed in eigendom verkregen. X heeft het landgoed in 1999 verkocht en geleverd aan Bedrijf 1. Bedrijf 1 kwalificeert op grond van artikel 10.9 Wet IB 2001 voor de toepassing van deze wet als fiscaal transparant. X en zijn echtgenote houden certificaten van de aandelen in Bedrijf 1.

Bedrijf 1 verhuurt aan Bedrijf 2 bospercelen in verband met de exploitatie van een natuurbegraafplaats. Voor de huur van de grond heeft Bedrijf 2 in 2014 een totaalbedrag van € 1.287.540 voldaan aan Bedrijf 1, welk bedrag bestaat uit een basishuur van € 279.540 en betaling van grafrechten van (400 x € 2.520 =) € 1.008.000. Bedrijf 1, X en zijn echtgenote houden aandelen in Bedrijf 2.

Met ingang van 1 januari 2014 is de bosbouwvrijstelling van toepassing op de door X genoten inkomsten die Bedrijf 1 behaalt.

In geschil is of op de inkomsten uit de verhuur van de bospercelen de bosbouwvrijstelling van toepassing is. Dat is volgens Rechtbank Noord-Nederland het geval. X heeft volgens de Rechtbank aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van het bos op de verhuurde bospercelen het intact houden van het opgaand hout op de voorgrond staat. Gelet hierop behoren deze bospercelen, net als de overige bospercelen die Bedrijf 1 bezit, tot het bedrijfsvermogen van het bosbedrijf. Daarmee vallen alle inkomsten die X uit de exploitatie van deze bospercelen geniet onder de bosbouwvrijstelling.

De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld maar Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de oordelen van de Rechtbank. Alle aangevoerde stellingen worden verworpen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
17 januari 2023
Rolnummer
21/01543
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:357
NLF-nummer
NLF 2023/0268
Aflevering
2 februari 2023
bwbr0011353&artikel=3.11,bwbr0011353&artikel=3.11

Naar de bovenkant van de pagina