De auto van X (belanghebbende) stond op 30 augustus 2020 geparkeerd op een aan de openbare weg gelegen parkeerplaats. Het kenteken van de auto was toen geschorst. Aan X is daarom voor de periode van 24 september 2019 tot en met 23 september 2020 een naheffingsaanslag MRB opgelegd van € 552 met 100% boete.
Op het moment dat X het (bezwaarschrift dat is doorgezonden als) beroepschrift heeft ingediend, was hij nog niet bekend met de uitspraak op bezwaar. De Inspecteur maakt niet aannemelijk dat hij de uitspraak op bezwaar heeft verzonden. Er moet dan van worden uitgegaan dat sprake is van een voor het begin van de beroepstermijn ingediend beroepschrift. Aangezien de uitspraak op bezwaar wel reeds tot stand was gekomen, is het beroep ontvankelijk.
X heeft aangevoerd dat de auto zeer korte tijd in een doodlopende straat op de parkeerplaats naast zijn tuin stond, omdat in zijn tuin graafwerkzaamheden werden verricht. Dat de auto maar een korte tijd op het parkeervak zou hebben gestaan, is echter niet van belang, oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De naheffingsaanslag is berekend over de juiste periode en is terecht opgelegd. De boete is voorts passend en geboden. Het beroep is ongegrond.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2023 in de zaak tussen
belanghebbende, uit plaats, belanghebbende
en
de inspecteur van de belastingdienst.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 29 januari 2021.
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de periode 24 september 2019 tot en met 23 september 2020 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 552 (de naheffingsaanslag). Gelijktijdig heeft de inspecteur een verzuimboete opgelegd van € 552 (de boete).
1.2. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur: [inspecteur] .
Feiten
2. Belanghebbende is vanaf 24 maart 2016 houder van een Daihatsu Feroza Softtop met kenteken [kenteken] (de auto). De geldigheid van het kentekenbewijs was geschorst van 27 juni 2019 tot en met 26 juni 2020 en van 26 juni 2020 tot en met 26 juni 2021.
2.1. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag en de boete opgelegd omdat op 30 augustus 2020 door de politie eenheid van Zeeland-West-Brabant is geconstateerd dat de auto geparkeerd stond op een aan de openbare weg gelegen parkeerplaats.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of het beroep ontvankelijk is. Als het beroep ontvankelijk is, beoordeelt de rechtbank of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd en niet te hoog zijn. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ontvankelijk. De naheffingsaanslag en de boete zijn terecht opgelegd en niet te hoog. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Ontvankelijkheid beroep
5. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking.
5.1. Het (bezwaarschrift dat is doorgezonden als) beroepschrift is door de inspecteur ontvangen op 6 december 2021. De beroepstermijn van zes weken is daarmee overschreden. Belanghebbende stelt dat hij de uitspraak op bezwaar niet ontvangen heeft.
5.2. In de betwisting van de ontvangst van de uitspraak op bezwaar ligt een betwisting van de verzending van de uitspraak op bezwaar begrepen en derhalve een betwisting van de bekendmaking hiervan. Het is aan de inspecteur om de verzending van de uitspraak op bezwaar aannemelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur de verzending van de uitspraak op bezwaar niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat hij de verzending niet onderbouwd heeft aan de hand van een verzendadministratie. Daarmee is niet aannemelijk dat de uitspraak op bezwaar bekend is gemaakt op de datum van dagtekening.
5.3. De beroepstermijn vangt in dit geval pas aan op de dag van ontvangst door belanghebbende van de uitspraak op bezwaar of een afschrift daarvan. Op het moment dat belanghebbende het (bezwaarschrift dat is doorgezonden als) beroepschrift heeft ingediend, was hij nog niet bekend met de uitspraak op bezwaar. Dat volgt uit de tekst van het bezwaarschrift en het feit dat belanghebbende telefonisch contact heeft opgenomen met de inspecteur, omdat hij nog niets had gehoord op zijn (eerste) bezwaarschrift. Er moet dan van worden uitgegaan dat sprake is van een voor het begin van de beroepstermijn ingediend beroepschrift. Aangezien de uitspraak op bezwaar wel reeds tot stand was gekomen, is het beroep ontvankelijk.
Naheffingsaanslag
6. Indien met een auto van de weg gebruik wordt gemaakt terwijl voor deze auto een schorsing geldt, kan motorrijtuigenbelasting worden nageheven. De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg is geconstateerd. Indien blijkt dat de belasting over (een gedeelte van) de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft voor het motorrijtuig is betaald, wordt de belasting in zoverre verminderd.
6.1. Belanghebbende stelt dat de auto in een doodlopende straat op de parkeerplaats naast zijn tuin stond, omdat in zijn tuin graafwerkzaamheden werden verricht. Hij stelt dat de naheffingsaanslag te hoog en zeer overdreven is omdat de auto een zeer korte tijd in een leeg parkeervak op de openbare weg heeft gestaan en er niet mee is gereden. Hij heeft de openbare orde niet verstoord of in gevaar gebracht. Het was gepast geweest als hem enkel een waarschuwing was gegeven.
6.2. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de auto geparkeerd stond op een openbare parkeerplaats, waardoor sprake is van gebruik van de openbare weg. Derhalve is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Dat de auto maar een korte tijd op het parkeervak zou hebben gestaan, is daarbij niet van belang. De naheffingsaanslag is berekend over de juiste periode. De naheffingsaanslag is daarom niet te hoog.
Boete
7. De boete is in overeenstemming met de wet opgelegd. Het beboetbare feit is begaan. Belanghebbende heeft namelijk gebruik gemaakt van de openbare weg tijdens een voor de auto geldende schorsing. Opmerking verdient verder dat opzet of schuld niet vereist is. Wel moet een boete achterwege blijven bij afwezigheid van alle schuld (avas). Daarvan is sprake als belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om het verweten feit, op grond waarvan te weinig belasting zou zijn geheven, te voorkomen.
7.1. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van avas. Belanghebbende was bekend met het feit dat het een openbare parkeerplaats betrof waar hij de auto parkeerde. Ook wist hij dat hij de auto daar niet mocht parkeren, omdat de auto geschorst was. Naar het oordeel van de rechtbank is de boete tevens passend en geboden. Andere feiten en omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven tot vermindering van de boete zijn niet gesteld of gebleken.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag en de boete in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 13 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.