Direct naar content gaan

Samenvatting

X heeft geprocedeerd over de WOZ-waarde van zijn woning. Het financiële belang van de procedure beloopt € 195,65.

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat de redelijke termijn voor berechting van de zaak is overschreden, maar dat het financiële belang van de procedure zeer gering is in de zin van HR 29 november 2013, 12/04301, ECLI:NL:HR:2013:1361, zodat er geen reden is voor enige vergoeding van immateriële schade. Het Hof heeft bij dat oordeel tot uitgangspunt genomen dat van een zeer gering financieel belang sprake is indien het belang een bedrag van € 200 niet te boven gaat.

Hiertegen komt X met succes in cassatie op.

De Hoge Raad oordeelt dat in het geval een geschil betrekking heeft op een zeer gering financieel belang, er geen aanleiding bestaat om uit te gaan van de veronderstelling dat de lange duur van de procedure spanning en frustratie bij X heeft veroorzaakt. Indien het belang van een procedure uitsluitend is gelegen in de vaststelling van een of meer door of aan een bestuursorgaan te betalen bedragen, zoals in dit geval, moet worden aangenomen dat de procedure betrekking heeft op een zeer gering financieel belang, indien de som van die bedragen niet meer beloopt dan € 15. Het Hof heeft dus ten onrechte geoordeeld dat met de procedure een zeer gering financieel belang is gemoeid, oordeelt de Hoge Raad.

De Hoge Raad doet de zaak zelf af en stelt vast dat de redelijke termijn in de bezwaar- en de beroepsfase met afgerond 7 maanden is overschreden. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 1.000. De Heffingsambtenaar dient 4/7 deel van € 1.000 te betalen (€ 571) en de Staat (de minister van Veiligheid en Justitie) 3/7 deel (€ 429). Met de overschrijding van de redelijke termijn van afgerond anderhalf jaar in de hogerberoepsfase correspondeert een bedrag van € 1.500 dat door de Staat (de minister van Veiligheid en Justitie) dient te worden betaald.

Zie ook de idem-zaak (ECLI:NL:HR:2017:293, NLF 2017/0514).

In het belastingrecht is het vaste rechtspraak dat aan de belanghebbende een immateriële schadevergoeding wordt toegekend voor de spanning en frustratie die bij hem wordt verondersteld indien de redelijke behandeltermijn van zijn rechtszaak wordt overschreden. De Hoge Raad wees op 19 februari 2016 hierover een overzichtsarrest. Als schadevergoeding geldt een forfaitair bedrag van € 500 per halfjaar termijnoverschrijding.

Zoals door de Hoge Raad beslist op 29 november 2013 geldt de forfaitaire immateriële schadevergoeding ook ingeval deze hoger is dan het in geschil zijnde belastingbedrag. In hetzelfde arrest maakt de Hoge Raad een uitzondering voor het geval het geschil een zeer gering financieel belang betreft, overwegend dat in een dergelijk geval geen aanleiding bestaat om uit te gaan van de veronderstelde spanning en frustratie. Een ietwat ongelukkige overweging, niet alleen omdat spanning en frustratie bij uitstek persoonlijke ervaringen zijn, maar ook omdat deze overweging te veel ruimte liet voor een stroom aan feitelijke jurisprudentie ter vaststelling van het ‘zeer geringe financiële belang’. In de uitspraak voorafgaand aan het onderhavige arrest trachtte het Hof een ondergrens van € 200 vast te stellen, welk bedrag alleen ingegeven leek te zijn door de omstandigheid dat het financiële belang € 195 betrof.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2009
Instantie
HR
Datum instantie
24 februari 2017
Rolnummer
16/02302
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:292
Auteur(s)
mr. I. de Roos
Van Bavel advocaten
NLF-nummer
NLF 2017/0495
Aflevering
9 maart 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB346
bwbr0005537&artikel=8:73,bwbr0005537&artikel=8:73,bwbr0005537&artikel=8:88,bwbr0005537&artikel=8:88,bwbr0005537&artikel=8:88&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina