Direct naar content gaan

Samenvatting

De vennootschap Zipvit verkoopt vitaminen en mineralen via postorder. Zij heeft tussen 1 januari 2006 en 31 maart 2010 gebruikgemaakt van de diensten van Royal Mail (openbare postdienst). Zowel Royal Mail als Zipvit gingen er – te goeder trouw – per vergissing van uit dat de prestatie was vrijgesteld van btw.

Nadat de vergissing is vastgesteld, beslist de belastingdienst – vermoedelijk onder meer ook om redenen van administratieve vereenvoudiging – om ‘af te zien’ van een navordering bij de dienstverrichter, omdat een groot aantal afnemers van de dienst recht op aftrek zou hebben. Uit fiscaal oogpunt zou dit slechts leiden tot een ‘nulsomspel’ met een zware administratieve last voor alle betrokken partijen. Nadat aan de zijde van de dienstverrichter verjaring is ingetreden, maakt de afnemer van de dienst (in casu Zipvit) aanspraak op aftrek van voorbelasting. Aangezien echter een factuur met afzonderlijke vermelding van de btw ontbreekt, weigert de belastingdienst de aftrek van voorbelasting.

De onderhavige procedure is een proefprocedure ten aanzien van de door Royal Mail verrichte diensten waarbij dezelfde vergissing is begaan. De verwijzende rechter heeft het HvJ in deze zaak om een prejudiciële beslissing verzocht.

A-G Kokott geeft het HvJ in overweging om de prejudiciële vragen als volgt te beantwoorden:

  1. Het in artikel 168, onderdeel a, Btw-richtlijn gebezigde begrip ‘verschuldigde of voldane btw’ ziet op de btw die de leverancier of dienstverrichter aan de betrokken lidstaat eigenlijk verschuldigd is of heeft voldaan.
  2. Uit artikel 73 en 78 Btw-richtlijn, gelezen in samenhang met artikel 90 van deze richtlijn, vloeit voort dat de maatstaf van heffing voor onder bezwarende titel geleverde goederen of verrichte diensten bestaat in hetgeen de belastingplichtige daarvoor daadwerkelijk verkrijgt als tegenprestatie, waarin de btw reeds begrepen is.
  3. Het recht op aftrek krachtens artikel 168, onderdeel a, Btw-richtlijn veronderstelt evenwel dat de prestatie is verricht en dat de afnemer in het bezit is van een factuur (artikel 178, onderdeel a, Btw-richtlijn) waaruit blijkt dat de btw wordt doorberekend. Daarentegen kan de afnemer geen voorbelasting in aftrek brengen wanneer hij niet in het bezit is van een factuur waarop de btw afzonderlijk wordt vermeld.
  4. De afnemer die niet binnen de civielrechtelijke verjaringstermijn heeft getracht om in het bezit te worden gesteld van een overeenkomstige factuur waarop de btw afzonderlijk wordt vermeld, kan zonder een dergelijke factuur ook jegens de belastingdienst geen aanspraak maken op de aftrek van voorbelasting.
  5. Aangezien het aan de afnemer toekomende recht op aftrek losstaat van de concrete heffing van belasting bij de leverancier of dienstverrichter, is het niet relevant of laatstgenoemde zich met succes zou kunnen verweren tegen het feit dat belasting bij hem wordt geheven.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 januari 2006 t/m 31 maart 2010
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
8 juli 2021
Rolnummer
C‑156/20
ECLI
ECLI:EU:C:2021:558
Auteur(s)
prof. mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Erasmus Universiteit/BDO
NLF-nummer
NLF 2021/1450
Aflevering
22 juli 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4454
bwbr0002629&artikel=15,bwbr0002629&artikel=15&lid=1,bwbr0002629&artikel=15,celex32006l0112&artikel=168,celex32006l0112&artikel=178,celex32006l0112&artikel=181,celex32006l0112&artikel=226,celex32006l0112&artikel=73,celex32006l0112&artikel=78,celex32006l0112&artikel=168,celex32006l0112&artikel=178,celex32006l0112&artikel=181,celex32006l0112&artikel=226,celex32006l0112&artikel=73,celex32006l0112&artikel=78

Naar de bovenkant van de pagina