Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In een aantal zaken omtrent de verzekeringsplicht van in Nederland wonende Rijnvarenden die op de loonlijst staan van een in Liechtenstein gevestigd bedrijf en die werken op een binnenvaartschip van een in Nederland gevestigde eigenaar en exploitant, heeft de SVB geoordeeld dat op de betrokkenen niet de socialezekerheidswetgeving van Liechtenstein van toepassing is, maar de Nederlandse. Daartoe is overwogen dat nog niet objectief kan worden vastgesteld dat het merendeel van de betrokkenen geen substantieel gedeelte van hun werkzaamheden verricht in Nederland. De hiertegen ingestelde beroepen zijn door Rechtbank Amsterdam ongegrond verklaard.

De tegen dit oordeel ingestelde hoger beroepen worden door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) voor het merendeel ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de CRvB kon met de stukken waarover de SVB in de bezwaarfase de beschikking kreeg, ten aanzien van de meeste betrokkenen niet met voldoende zekerheid, objectief, worden vastgesteld of betrokkenen ten tijde van belang al dan niet een substantieel gedeelte van hun werkzaamheden verrichtten in Nederland.

De CRvB oordeelt voorts in een aantal zaken dat de Rechtbank de SVB terecht heeft veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2016
Instantie
CRvB
Datum instantie
22 oktober 2020
Rolnummer
19/1107
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2020:2609
NLF-nummer
NLF 2020/2429
Aflevering
5 november 2020
,bwbr0005537&artikel=8:68&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina