Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) en Y (hierna: erflater) zijn in 1982 gehuwd onder algehele uitsluiting van goederen, winst, verlies, vruchten en inkomsten. In 2005 heeft erflater X benoemd tot zijn enige erfgename en in dat jaar zijn zij ook aanvullende huwelijkse voorwaarden aangegaan die inhielden dat bij ontbinding van het huwelijk door overlijden een verrekening van de vermogens zou plaatsvinden als waren zij gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Op 1 april 2010 is erflater overleden. De aanslag erfbelasting is conform de aangifte opgelegd. Tot de nalatenschap behoorden echter ook Belgische tegoeden die in de aangifte niet waren vermeld. Nadat de Inspecteur daarover vragen had gesteld, heeft hij X een naheffingsaanslag erfbelasting met belastingrente en een vergrijpboete opgelegd.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de Inspecteur beschikt over een nieuw feit om na te vorderen. De Inspecteur heeft volgens de Rechtbank bij het opleggen van de navorderingsaanslag voldoende voortvarend gehandeld. Daarbij is niet gehandeld in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De Rechtbank acht sprake van grove schuld. De boete wordt alleen met 10% verminderd tot € 4.500 wegens undue delay. Verder heeft X recht op een immateriële schadevergoeding van € 1.000, ook vanwege undue delay.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
27 december 2024
Rolnummer
23/2544
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:13856
NLF-nummer
NLF 2025/0559
Aflevering
11 maart 2025
bwbr0002226&artikel=66&lid=4,bwbr0002226&artikel=66&lid=4,bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16

Naar de bovenkant van de pagina