Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De kinderen van een op 20 november 2003 overleden man hebben een Chinese pot uit de periode van de Han-Yuan dynastie geërfd. In de aangifte successierecht is de waarde van kunstvoorwerpen voor een bedrag van € 12.500 in aanmerking genomen. Een deskundige schat de waarde later op € 80.000 á € 100.000. De erfgenamen volgen zijn advies om de Chinese pot te veilen bij veilinghuis Christie's in Londen. Op die veiling wordt de Chinese pot op 12 juli 2005 voor € 23 miljoen verkocht. De kinderen hebben daarna een suppletie-aangifte voor het successierecht ingediend waarbij aan de Chinese pot een waarde is toegekend van € 100.000. De inspecteur gaat echter tot navordering over waarbij hij uitgaat van de op 12 juli 2005 gerealiseerde opbrengst.
Hof Den Haag heeft evenals Rechtbank Den Haag geoordeeld dat de waarde van de Chinese pot op overlijdensdatum op € 10 miljoen moet worden gesteld.
De kinderen hebben tegen de uitspraak van het Hof cassatieberoep ingesteld.
Volgens de Hoge Raad is het Hof er terecht van uitgegaan dat onder de waarde in het economische verkeer moet worden verstaan de prijs die bij aanbieding van een zaak ten verkoop op de voor die zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde zou zijn betaald.
Het stond het Hof vrij om bij het ontbreken van een verkoopprijs op de overlijdensdatum in een geval als het onderhavige, waarin partijen de door hen verdedigde waarden niet aannemelijk hebben gemaakt, de later gerealiseerde verkoopprijs tot uitgangspunt te nemen en op basis daarvan de waarde op de overlijdensdatum schattenderwijs vast te stellen, met inachtneming van de marktontwikkelingen in de tussenliggende periode. De schatting van de invloed van de marktontwikkelingen tussen de overlijdensdatum en de verkoopdatum is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt, aldus de Hoge Raad. Het Hof behoefde zich niet te laten weerhouden door de schattingen en opinies van door de kinderen geraadpleegde deskundigen.
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond. Conform de conclusie van A-G IJzerman.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2003
Instantie
HR
Datum instantie
12 juli 2013
Rolnummer
12/02319
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:31
bwbr0002226&artikel=21&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina