0% douanerechten voor product ter bestrijding van vlooien en teken op honden en katten
Hof Amsterdam, 9 maart 2023
Samenvatting
X (bv; belanghebbende) houdt zich bezig met de handel in en het vervaardigen van diergezondheidsproducten. De Inspecteur heeft utb’s aan X uitgereikt in verband met een volgens de Inspecteur onjuiste tariefindeling van een product. Het product is bestemd voor de vernietiging van parasieten die op of in de huid van katten en honden leven, meer in het bijzonder vlooien, alsmede teken en mijten.
Het houdt partijen verdeeld of het product (Spot-on Dog en Spot-on Cat) vatbaar is voor indeling als (dier)geneesmiddel in post 3004 (tarief 0%). Indien indeling in post 3004 niet mogelijk is, is tussen partijen niet in geschil dat indeling dient plaats te vinden in post 3808, onderverdeling 3808 91 90 (insectendodend middel; tarief 6%).
Het product wordt weliswaar lokaal op de huid (spot-on) aangebracht, maar de werkzame stof wordt door de huid opgenomen, waarna het zich door het dier verspreidt via de bloedbaan, zodat het systemische werking heeft. Een systemische wijze van parasietenbestrijding is uitsluitend toegestaan door tussenkomst van een dierenarts, omdat aan het gebruik daarvan grotere risico’s voor het dier verbonden zijn. Gelet hierop is het product volgens Hof Amsterdam naar zijn aard voor medisch gebruik bestemd. Het product dient daarom te worden ingedeeld onder post 3004. De in de aangiften vermelde GN-onderverdeling 3004 90 00, met een tarief van 0%, is juist. Het hoger beroep van X is gegrond. De uitspraak van Rechtbank Noord-Holland wordt vernietigd.
BRON
Uitspraak van de meervoudige douanekamer op het hoger beroep van X bv gevestigd te Z, belanghebbende, (gemachtigde: mr. T.H. Scheer) tegen de uitspraak van 1 februari 2022 in de zaken met kenmerken HAA19/5323 tot en met HAA19/5325 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 6 februari 2018 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van € 2.552,07 aan douanerechten.
1.1.2. De inspecteur heeft met dagtekening 26 februari 2018 aan belanghebbende een utb uitgereikt voor een bedrag van € 1.364,16 aan douanerechten.
1.1.3. De inspecteur heeft met dagtekening 26 februari 2018 aan belanghebbende een utb uitgereikt voor een bedrag van € 1.358,98 aan douanerechten.
1.2. De tegen deze utb’s door belanghebbende gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij uitspraken op bezwaar van 2 oktober 2019 afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 1 februari 2022 de beroepen ongegrond verklaard.
1.4. Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16 maart 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Het Hof heeft op 19 januari 2023 een nader stuk ontvangen van belanghebbende. Een afschrift van dit stuk is aan de inspecteur gezonden.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden .
2. Feiten
2.1. De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
2.2. Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3. Geschil in hoger beroep
3.1. Partijen houdt ook in hoger beroep verdeeld of de uitnodigingen tot betaling terecht aan belanghebbende zijn uitgereikt. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de goederen dienen te worden ingedeeld onder post 3004 (standpunt belanghebbende; tarief 0%) dan wel onder post 3808 (standpunt inspecteur; tarief 6%) van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN).
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.
4. Juridisch kader
4.1. Aantekening 2 op afdeling VI van de GN luidt:
2. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, moeten alle producten die behoren tot een der posten 3004, 3005, 3006, 3212, 3303, 3304, 3305, 3306, 3307, 3506, 3707 of 3808, hetzij omdat ze zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein, hetzij omdat ze voorkomen in afgemeten hoeveelheden, worden ingedeeld onder die posten en niet onder een andere post van de nomenclatuur.
4.2. Post 3004 van de GN luidt, voor zover hier van belang:
3004 Geneesmiddelen (andere dan producten bedoeld bij de posten 3002, 3005 en 3006), bestaande uit al dan niet vermengde producten voor therapeutisch of profylactisch gebruik, in afgemeten hoeveelheden (ook die in de vorm van systemen voor gereguleerde toediening door de huid), dan wel opgemaakt voor de verkoop in het klein:
(…)
3004 90 00 – andere
4.3. Post 3808 van de GN luidt, voor zover hier van belang:
3808 Insectendodende middelen, rattenbestrijdingsmiddelen, schimmelwerende middelen, onkruidbestrijdingsmiddelen, middelen om het kiemen tegen te gaan, middelen om de plantengroei te regelen, desinfecteermiddelen en dergelijke producten, opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein, dan wel voorkomend als bereidingen of in de vorm van artikelen zoals zwavelbanden, zwavellonten, zwavelkaarsen en vliegenvangers:
(…)
– andere:
3808 91 – – insectendodende middelen:
(…)
3808 91 90 – – – andere
(…)
3808 99 – – andere:
(…)
3808 99 90 – – – andere
4.4. Aantekening 1-d op hoofdstuk 38 van de GN (‘Diverse producten van de chemische industrie’) luidt:
1. Dit hoofdstuk omvat niet:
(…)
d) geneesmiddelen (post 3003 of 3004);
(…)
4.5. De toelichting van de WDO (GS-toelichting) op post 3808 luidt, voor zover hier van belang:
This heading covers a range of products (other than those having the character of medicaments, including veterinary medicaments ‑ heading 30.03 or 30.04) intended to destroy pathogenic germs, insects (mosquitoes, moths, Colorado beetles, cockroaches, etc.), mosses and moulds, weeds, rodents, wild birds, etc. Products intended to repel pests or used for disinfecting seeds are also classified here.
These insecticides, disinfectants, herbicides, fungicides, etc., are applied by spraying, dusting, sprinkling, coating, impregnating, etc., or may necessitate combustion. They achieve their results by nerve‑poisoning, by stomach‑poisoning, by asphyxiation or by odour, etc.
5. Het oordeel van de rechtbank
6. Beoordeling van het geschil in hoger beroep
6.1. Partijen houdt verdeeld of [A] Spot-on Dog en [A] Spot-on Cat (hierna tezamen aangeduid als: ‘het product’ of ‘ [A] ’) vatbaar is voor indeling als (dier)geneesmiddel in post 3004. Indien indeling in post 3004 niet mogelijk is, is tussen partijen niet in geschil dat indeling dient plaats te vinden in post 3808, onderverdeling 3808 91 90 (insectendodend middel). Het Hof zal daarom eerst onderzoeken of indeling in post 3004 mogelijk is.
6.2. Een voorwaarde voor de toepasselijkheid van post 3004 is dat het desbetreffende product wordt aangeboden in een afgemeten hoeveelheid dan wel is opgemaakt voor de verkoop in het klein (zie HvJ 9 januari 2007, Juers Pharma, C‑40/06, ECLI:EU:C:2007:2, punt 23 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Vast staat dat aan deze voorwaarde is voldaan, omdat het product wordt aangeboden in de vorm van een pipet met daarin een afgemeten hoeveelheid.
6.3. Uit de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting volgt dat het betrokken product bestemd is voor de vernietiging van parasieten die op of in de huid(oppervlakte) van katten en honden leven (hierna: ectoparasieten), meer in het bijzonder vlooien (= insecten) alsmede teken en mijten (= beide acari). Het product heeft derhalve zowel insecticide als acaricide werking. Het product wordt lokaal op de huid (‘spot-on’) aangebracht. De werkzame stof van het product, fluralaner, wordt door de huid (transdermaal) geabsorbeerd en verspreidt zich vervolgens door het dier via de bloedbaan en heeft aldus systemische werking: parasieten worden gedood, ongeacht op welke plaats op het lichaam van het dier zij zich aanhechten aan de huid. Wanneer parasieten zich (na aanhechting aan de huid) voeden met het bloed of weefselvocht van het dier, worden zij blootgesteld aan de werkzame stof. Door deze blootstelling wordt het zenuwstelsel van de parasieten verlamd (“nerve poisoning”), als gevolg waarvan zij sterven. De werkzame stof wordt langzaam afgebroken door de lever en blijft dientengevolge nog enige weken in het behandelde dier aanwezig, waardoor nieuwe parasieten die zich in die periode aan of in de huid hechten, ook worden gedood. Het product is door het European Medicines Agency (EMA) als diergeneesmiddel toegelaten tot de Europese markt.
6.4. Het Hof stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak voor de indeling van producten onder hoofdstuk 30 van de GN – waar tariefpost 3004 onderdeel van uitmaakt – moet worden onderzocht of de desbetreffende producten (1) nauwkeurig omschreven therapeutische (genezende) en profylactische (preventieve) eigenschappen hebben, waarvan de werking zich op welbepaalde functies van het organisme van mens of dier richt of (2) kunnen worden gebruikt ter voorkoming of behandeling van een ziekte of een aandoening. Indien dit niet het geval is, kan een product tóch onder hoofdstuk 30 van de GN worden ingedeeld (3) indien het wegens de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan naar zijn aard voor medisch gebruik bestemd is (zie HvJ 30 april 2014, Nutricia, C‑267/13, ECLI:EU:C:2014:277, punten 20 en 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Nauwkeurig omschreven therapeutische en profylactische eigenschappen
6.5. Gelet op de onder 6.3 vermelde kenmerken van de producten hebben zij geen genezende of preventieve eigenschappen waarvan de werking zich richt op welbepaalde functies van het organisme van het dier: de werkzame stof fluralaner is uitsluitend gericht op het doden van parasieten op (en in) de huid en niet op welbepaalde functies van het dier.
Gebruik ter voorkoming of behandeling van een ziekte of een aandoening
6.6. De producten worden, naar belanghebbende onweersproken heeft gesteld, onder meer aangewend voor de behandeling van demodicose (een huidaandoening veroorzaakt door de demodex mijt) en andere aandoeningen veroorzaakt door mijten (zoals schurft), alsmede de behandeling van bloedarmoede als gevolg van ernstige vlooieninfestaties bij kittens en puppy’s. Door toediening van het product sterven de mijten, respectievelijk vlooien, waarna de huid, respectievelijk de hoeveelheid hemoglobine in het bloed, zich kan herstellen. Voor herstel van deze aandoeningen moeten de aanwezige parasieten eerst worden gedood. In deze gevallen maakt het doden van de parasieten deel uit van een behandeling van een aandoening. Doordat de werkzame stof nog enige weken in het bloed aanwezig blijft, worden bovendien nieuwe infestaties van parasieten en de ziekten en aandoeningen die daarvan het gevolg zijn, voorkomen. Hieruit volgt dat de producten kunnen worden gebruikt ter voorkoming of behandeling van een ziekte of een aandoening, zodat zij kunnen worden ingedeeld als diergeneesmiddel onder post 3004.
6.7. Anders dan de inspecteur betoogt, volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van 10 maart 2021, Samohýl group A.S., C-941/19, ECLI:EU:C:2021:192, niet dat een product voor de toepassing van de GN niet als geneesmiddel kan worden gekwalificeerd indien het desbetreffende product uitsluitend ectoparasieten doodt. Dat het bij het Hof van Justitie voorliggende product, “ [B] ”, een product met de werkzame stof fipronil, uitsluitend preventief ectoparasieten doodt en geen therapeutische werking heeft, is (slechts) een feitelijk uitgangspunt dat het Hof van Justitie hanteert in zijn uitspraak (zie punt 33 daarvan). In genoemd arrest is geen aanwijzing te vinden dat de omstandigheid dat een product uitsluitend ectoparasieten doodt (en bijvoorbeeld geen endoparasieten), in alle gevallen aan indeling onder post 3004 in de weg staat.
6.8. Aan de inspecteur kan worden toegegeven dat voormeld product [B] , dat door het Hof van Justitie is ingedeeld onder post 3808, enkele kenmerken heeft die overeenkomen met het door belanghebbende ingevoerde product [A] : beide producten worden met een pipet lokaal op de huid (“spot-on”) aangebracht, doden dezelfde ectoparasieten (vlooien, teken en mijten) en doen dit door het zenuwstelsel van deze parasieten te verlammen. [B] werkt echter enkel als insecticide en acaricide op de huid van het dier (zie punt 32 van voormeld arrest), terwijl [A] door de huid van het dier (‘transdermaal’) in het lichaam wordt opgenomen en aldus een systemische werking heeft. Deze eigenschap maakt [A] onvergelijkbaar met het product [B] . Noch uit genoemd arrest, noch uit de in dat arrest aangehaalde Verordening (EG) nr. 455/2007 volgt daarom dat indeling van het onderwerpelijke product onder post 3808 dient plaats te vinden.
Naar zijn aard voor medisch gebruik bestemd
6.9. Daarnaast geldt dat, indien er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat de gevolgen van de aanwezigheid van ectoparasieten op een hond of kat (zoals bijvoorbeeld de onder 6.6 genoemde schurft en bloedarmoede) niet als “ziekte of aandoening” gekwalificeerd dienen te worden, het product naar zijn aard voor medisch gebruik bestemd is en daarom toch als geneesmiddel in de zin van post 3004 aangemerkt dient te worden. Het Hof overweegt ter zake als volgt.
6.10. De bestemming van een product kan een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het desbetreffende product. De inherentie moet worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie met name HvJ 4 maart 2004, Krings, C-130/02, ECLI:EU:C:2004:122, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie kan een product dat wegens zijn objectieve kenmerken en eigenschappen naar zijn aard voor medisch gebruik bestemd is, onder hoofdstuk 30 van de GN worden ingedeeld (zie het onder 6.4 genoemde Nutricia-arrest, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Op basis van dit criterium heeft het Hof van Justitie onder meer sondevoeding (zie meergenoemd Nutricia-arrest) en steriele mengsels van verschillende aminozuren in poedervorm, voor de bereiding van infuusoplossingen (zie HvJ 1 juni 1995, Thyssen Haniel Logistic GmbH, C-459/93, ECLI:EU:C:1995:160) voor de toepassing van de GN toch gekwalificeerd als geneesmiddel.
6.11. Zoals vermeld onder 6.6 wordt het onderwerpelijke product weliswaar lokaal op de huid (spot-on) aangebracht, maar wordt de werkzame stof (fluralaner) door de huid opgenomen, waarna het zich door het dier verspreidt via de bloedbaan, zodat het systemische werking heeft. Enigszins onzuiver geformuleerd: de kat of hond wordt “vergiftigd” om aldus zowel de op dat moment op of in de huid van het dier aanwezige, als ook toekomstige ectoparasieten te doden. Daarin onderscheidt [A] zich van spot-on ‘vlooiendruppels’ die zonder recept verkrijgbaar zijn. De verspreiding van de werkzame stof verloopt bij dergelijke producten niet systemisch (via de bloedbaan), maar enkel via (de vetlaag op) de huid. Een systemische wijze van parasietenbestrijding en preventie van parasieteninfestaties is, naar belanghebbende ter zitting onweersproken heeft verklaard, zowel binnen de Europese Unie als daarbuiten, uitsluitend toegestaan door tussenkomst van een dierenarts, omdat aan het gebruik daarvan grotere risico’s voor het dier verbonden zijn. Het is ook om die reden dat voor het op de markt brengen van het product in de Europese Unie aan het EMA om een toelating als diergeneesmiddel moest worden verzocht, aldus belanghebbende.
6.12. Nu het product de in 6.11 beschreven systemische werking heeft en (daarom) enkel onder medisch toezicht van een dierenarts aan honden en katten mag worden toegediend, is het product naar ’s Hofs oordeel naar zijn aard voor medisch gebruik bestemd.
6.13. Gelet op het vorenoverwogene dient het product te worden ingedeeld onder post 3004. Bij deze stand van het geding is tussen partijen niet in geschil dat de in de aangiften vermelden GN-onderverdeling 3004 9000, met een tarief van 0%, juist is.
Slotsom
6.14. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.
7. Kosten
Het Hof vindt aanleiding voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).
Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op:
2 [bezwaarschriften + hoorgesprek] x € 296 x 1 (wegingsfactor) x 1 (3 samenhangende zaken) = € 592 voor de bezwaarfase;
2 [beroepschrift + zitting rechtbank] x 837 x 1 (wegingsfactor) x 1 (3 samenhangende zaken) = € 1.674 voor de beroepsfase, en
2 [beroepschrift + zitting rechtbank] x 837 x 1 (wegingsfactor) = € 1.674 voor de hogerberoepsfase,
dus in totaal € 3.940.
8. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de uitnodigingen tot betaling;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.940;
- gelast de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 345 (beroep bij de rechtbank) en € 548 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 893 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, C.J. Hummel en W.J. Blokland, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van S.M.P. Harinandansingh als griffier. De beslissing is op 9 maart 2023 in het openbaar uitgesproken.