Direct naar content gaan

Samenvatting

In haar aangiften IB/PVV heeft X (belanghebbende) haar inkomsten als gastouder steeds aangegeven als resultaat uit een werkzaamheid (row). De aanslagen IB/PVV 2014 tot en met 2018 zijn steeds conform de aangiften opgelegd. X heeft een verzoek om ambtshalve vermindering van deze aanslagen gedaan. Zij stelt dat de inkomsten uit de gastouderopvang kwalificeren als winst uit onderneming en zij daarom recht heeft op de ondernemersfaciliteiten.

In geschil is of de Inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen.

Op X rust de bewijslast aannemelijk te maken dat zij ter zake haar activiteiten als gastouder kwalificeert als ondernemer. Zij slaagt hierin niet. X maakt niet aannemelijk dat haar activiteiten dusdanig zijn vormgegeven en op een dusdanige manier worden uitgevoerd dat aan de voorwaarden voor ondernemerschap is voldaan. X heeft te weinig stukken overgelegd op grond waarvan dat kan worden geconcludeerd. Ook kan daarom niet worden beoordeeld of haar situatie inderdaad gelijk is aan al de andere door X aangehaalde gevallen waarin wel tot ondernemerschap is geconcludeerd. Rechtbank Den Haag verklaart het beroep ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014-2018
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
15 december 2021
Rolnummer
20/7674; 20/7676; 20/7677; 20/7678; 20/7679
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:14716
NLF-nummer
NLF 2022/0027
Aflevering
6 januari 2022
bwbr0011353&artikel=3.2,bwbr0011353&artikel=3.2

Naar de bovenkant van de pagina