Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Deze gemeenschappelijke bijlage heeft betrekking op een elftal zaken. De belanghebbenden in deze zaken zijn Nederlandse gemeenten. Zij verrichten elk activiteiten bestaande uit, kortgezegd, de gescheiden inzameling en rapportering van huishoudelijk (verpakkings)afval. Daarvoor ontvangen de belanghebbenden een vergoeding uit een ‘afvalfonds’. De kern van het geschil is of deze vergoeding is belast met omzetbelasting.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat ieder van de belanghebbenden met voornoemde activiteiten een met omzetbelasting belaste dienst verricht. Hij heeft als gevolg hiervan onder meer bedragen teruggevorderd die de belanghebbenden hadden ontvangen vanuit het Btw-compensatiefonds (BCF). Over het bedrag van de terugvorderingen heeft hij belastingrente berekend.

Het Hof heeft de Inspecteur in het gelijk gesteld en de terugvorderingsbeschikkingen en rentebeschikkingen in stand gelaten.

De belanghebbenden hebben met zes middelen cassatieberoep ingesteld.

A-G Ettema baseert de feiten op de zaak die bij de Hoge Raad bekendstaat onder nummer 23/01441. De feiten en de oordelen van de Rechtbank en het Hof komen in de elf zaken vrijwel geheel overeen.

Volgens de A-G falen vijf middelen. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat sprake is van een rechtsbetrekking in het kader waarvan over en weer prestaties worden uitgewisseld. Voorts heeft het Hof terecht geoordeeld dat de belanghebbenden niet optreden binnen een specifiek voor hen geldend juridisch regime, zodat zij niet handelen als overheid. Daarnaast heeft het Hof op goede gronden de beroepen van de belanghebbenden op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel verworpen. De rentebeschikkingen kunnen ook in stand blijven. Anders dan de belanghebbenden aanvoeren is het in het geval van spiegelcorrecties niet zo dat de Belastingdienst reeds kan beschikken over het bedrag van de BCF-correctie.

Het middel tegen het oordeel van het Hof over de economische activiteit slaagt volgens de A-G wel (middel II). De overwegingen van het Hof kunnen het oordeel niet dragen dat de wijze waarop de belanghebbenden hun activiteiten verrichten vergelijkbaar is met de wijze waarop een particuliere marktdeelnemer dergelijke activiteiten zou verrichten. De uitspraken van het Hof dienen op dit punt te worden vernietigd en verwijzing moet volgen.

Gemeenschappelijke bijlage bij de conclusies van 13 december 2024 inzake: 23/01441 (ECLI:NL:PHR:2024:1355), 23/01443 (ECLI:NL:PHR:2024:1356), 23/01474, (ECLI:NL:PHR:2024:1357), 23/01475 (ECLI:NL:PHR:2024:1358), 23/01477 (ECLI:NL:PHR:2024:1359), 23/01478 (ECLI:NL:PHR:2024:1360), 23/01479 (ECLI:NL:PHR:2024:1361), 23/01481 (ECLI:NL:PHR:2024:1362), 23/01482 (ECLI:NL:PHR:2024:1363), 23/01485 (ECLI:NL:PHR:2024:1364) en 23/01533 (ECLI:NL:PHR:2024:1365).

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2015-2019
Instantie
A-G
Datum instantie
13 december 2024
Rolnummer
BIJLAGE 23/01441 e.a.
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:1417

Naar de bovenkant van de pagina