Direct naar content gaan

Samenvatting

B (bv), een tussenhoudster, is in 2017, na vereffening van haar vermogen, geliquideerd. Concernvennootschap X (belanghebbende) heeft in haar aangifte vpb 2017 ter zake van de liquidatie van B een liquidatieverlies aangegeven van € 5.011.450. Dit bedrag bestaat uit een opgeofferd bedrag van € 6.094.450 verminderd met een liquidatie-uitkering van € 1.083.000. De Inspecteur heeft het liquidatieverlies niet in aftrek toegelaten.

Niet in geschil is dat op grond van de bewoordingen van artikel 13d, lid 4, Wet VpB 1969 (tekst 2017) geen liquidatieverlies in aanmerking kan worden genomen. X stelt evenwel dat doel en strekking van het artikel dienen te prevaleren boven een grammaticale uitleg.

Hof Arnhem-Leeuwarden stelt voorop dat het fiscale eenheidsregime geen externe werking heeft. Dit betekent dat voor de toepassing van artikel 13d, lid 4, Wet VpB 1969 de fiscale eenheid van B met haar dochters moet worden genegeerd.

De wetgever heeft met voornoemd artikel beoogd oneigenlijk gebruik van de liquidatieverliesregeling door middel van een tussenhoudster tegen te gaan. Volgens het Hof kan niet met een beroep op doel en strekking aan het artikel een andere uitleg worden gegeven dan met de bewoordingen van die bepaling overeenkomt.

Dat in het geval van X ervoor is gekozen dat bij de Inspecteur geen verzoek is gedaan om aan de ontvoegde dochter(s) verliezen mee te geven, terwijl dat naar eigen zeggen wel had gekund, doet hieraan niet af. Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
29 oktober 2024
Rolnummer
23/1232
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:6692
NLF-nummer
NLF NLF
bwbr0002672&artikel=13d

Naar de bovenkant van de pagina