X (belanghebbende) heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar over aanslagen IB/PVV 2016.
De Inspecteur heeft bij het verweerschrift ten aanzien van een (deel van een) bijlage een verzoek gedaan tot beperkte kennisneming op grond van artikel 8:29 Awb.
Hij heeft als toelichting op het verzoek aangegeven dat het persoonsgegevens betreft van overleden personen die eerder op het adres van X hebben gewoond. De Inspecteur heeft het stuk overgelegd om te onderbouwen dat X een eenpersoonshuishouden voert, wat relevant is – zo begrijpt Rechtbank Gelderland (geheimhoudingskamer) – voor de hoogte van het heffingsvrije vermogen in box 3.
De Rechtbank laat in het midden of overleden personen recht op privacy hebben. Zij wijst het verzoek toe omdat X geen enkel (voor deze procedure relevant) belang heeft bij kennisneming van de geanonimiseerde namen. Omdat er voor deze procedure geen enkel belang is dat de rechter die de zaak uiteindelijk behandelt wel kennisneemt van deze namen, retourneert de Rechtbank het ongeanonimiseerde stuk direct aan de Inspecteur.
BRON
Beslissing van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van in de zaak tussen
belanghebbende, uit woonplaats, belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, de inspecteur.
Procesverloop
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 3 april 2023 over de door de inspecteur opgelegde aanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2016 (aanslagnummer [aanslagnummer] ).
De inspecteur heeft bij het verweerschrift van 22 augustus 2023 voor een deel van de daarbij gevoegde bijlage 31 een verzoek gedaan tot beperkte kennisneming op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld op het verzoek te reageren.
Overwegingen
1. Ten behoeve van het nemen van deze tussenbeslissing heeft de rechtbank kennisgenomen van het gehele procesdossier. Uitdrukkelijk wijst de rechtbank erop dat met de beslissing over de geheimhouding of beperkte kennisname geen voorschot wordt genomen op de beslissing in de onderliggende zaak. Naar zijn aard kan een beslissing over geheimhouding slechts beperkt gemotiveerd worden.
2. Partijen die verplicht zijn stukken over te leggen, kunnen, als daarvoor gewichtige redenen zijn, op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Awb het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter meedelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de stukken.
3. De rechtbank stelt voorop dat het recht van partijen op gelijke proceskansen het uitgangspunt is in bestuursrechtelijke procedures. Dat betekent dat partijen in beginsel onbeperkt kennis moeten kunnen nemen van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Daarop zijn uitzonderingen mogelijk. Een beroep op beperkte kennisneming in de zin van artikel 8:29 van de Awb is zo’n uitzondering. Deze beperking is alleen bij gewichtige redenen mogelijk. Dat vergt een belangenafweging waarbij de aangevoerde redenen voor beperkte kennisneming aanzienlijk zwaarder moeten wegen dan het belang van de wederpartij bij onbeperkte kennisneming van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Daarbij speelt de betekenis van het stuk voor het oordeel van de rechter in de hoofdzaak een belangrijke rol, alsmede de procespositie van partijen. Zo is het van belang om te beoordelen of een partij door de beperkte kennisneming wezenlijk in zijn procesvoering wordt belemmerd. Als de weggelakte passages niet de kern van de rechtsstrijd van partijen raakt en de betekenis daarvan voor de hoofdzaak gering is, wordt de procespositie van de wederpartij niet geraakt. In dat geval zal het belang bij beperkte kennisneming sneller zwaarder wegen dan het belang bij gelijke toegang tot de processtukken. Gewichtige redenen zijn voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig voor zover op grond van de Wet open overheid (Woo) de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen.
4. De inspecteur heeft als toelichting op het verzoek aangegeven dat het persoonsgegevens betreft van overleden personen die eerder op het adres van belanghebbende hebben gewoond. De inspecteur heeft het stuk overgelegd om te onderbouwen dat belanghebbende een eenpersoonshuishouden voert, wat relevant is - zo begrijpt de rechtbank - voor de hoogte van het heffingsvrije vermogen in box 3.
5. De rechtbank zal het verzoek om geheimhouding / beperkte kennisneming toewijzen. Uit de overgelegde stukken volgt niet dat de geanonimiseerde personen zijn overleden, maar gelet op hun geboortejaren komt dit de rechtbank zeer aannemelijk voor. De vraag kan zijn in hoeverre overleden personen nog recht hebben op privacy (zij kunnen daar zelf in elk geval geen beroep op doen) en of de anonimisering dus wel past binnen de reikwijdte van de Woo, maar de rechtbank zal het antwoord daarop in het midden laten. Zij is namelijk van oordeel dat belanghebbende geen enkel (voor deze procedure relevant) belang heeft bij kennisneming van de geanonimiseerde namen. Daarom acht de rechtbank het beroep op geheimhouding dan wel beperkte kennisneming gerechtvaardigd. Betrokkene heeft zich daartegen ook niet verzet. Omdat er voor deze procedure geen enkel belang is dat de rechter die de zaak uiteindelijk behandelt wel kennisneemt van deze namen, zal de rechtbank betrokkene niet vragen om toestemming daarvoor en zal zij het ongeanonimiseerde stuk direct retourneren aan de inspecteur.
Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek om geheimhouding toe.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.A. Eskes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Ketner, griffier.