Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) verhandelt gebruikte auto’s. Zij heeft op 3 september 2013 voor een uit een andere lidstaat afkomstige gebruikte personenauto op aangifte een bedrag aan BPM voldaan. Bij het vaststellen van de afschrijving, bedoeld in artikel 10, lid 2, Wet BPM heeft X gebruikgemaakt van de koerslijst van Eurotaxglass’s. X heeft bij het bepalen van de inkoopwaarde van de auto de ‘marktsituatie handelaar’ in aanmerking genomen en is daartoe uitgegaan van een verlaging van die waarde met 5%. De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat deze verlaging buiten beschouwing moet worden gelaten voor de toepassing van artikel 10, lid 2, Wet BPM. Op die grond heeft hij aan X een naheffingsaanslag BPM opgelegd.

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat in het onderhavige geval op grond van de optie ‘marktsituatie handelaar’ een nadere correctie op de volgens de koerslijst vastgestelde waarde kan worden toegepast. Volgens het Hof heeft X haar stelling dat plaats zou zijn voor een dergelijke correctie, niet onderbouwd.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond.

Tot de factoren waarmee de koerslijst van Eurotaxglass’s rekening houdt, behoort de ‘marktsituatie handelaar’. Bij toepassing van deze koerslijst mag met die factor rekening worden gehouden, omdat anders niet is uitgesloten dat een uit een andere lidstaat afkomstig gebruikt motorvoertuig bij registratie in Nederland wordt onderworpen aan een hogere belasting dan de belasting die in bepaalde gevallen nog rust op gelijksoortige in het binnenland verhandelde, geregistreerde motorvoertuigen. Dat zou niet verenigbaar zijn met artikel 110 VWEU. Anders dan waarvan het Hof bij zijn oordeel is uitgegaan, hoeft een belastingplichtige in dit verband geen verder bewijs te leveren.

Sinds jaar en dag, zie bijvoorbeeld het arrest Dos Santos van het HvJ, is het bij de bepaling van de BPM-afschrijving (artikel 10, lid 2, Wet BPM) regel dat het bedrag aan belasting ter zake van de registratie van een uit een andere lidstaat afkomstig gebruikt voertuig niet hoger mag zijn dan het restbedrag van de belasting dat is begrepen in de waarde van een gelijksoortig, reeds op het nationale grondgebied geregistreerd, gebruikt motorvoertuig. Zou dat wel het geval zijn, dan is sprake van schending van het antidiscriminatiebeginsel van artikel 110 VWEU.

Bij gebruik van een zogenoemde koerslijst mag dan ook worden uitgegaan van de Nederlandse handelsinkoopwaarde van een vergelijkbaar voertuig. In casu is blijkbaar niet in geschil dat de koerslijst van Eurotaxglass’s mag worden gebruikt. In dit programma kan men via ‘marktsituatie handelaar’ de inkoopwaarde van een gebruikte auto verhogen of verlagen met maximaal 5%. Ik leid daaruit af dat een aftrek van 5% een gebruikelijke handelsmarge kan zijn. Het is mij in dat kader niet duidelijk waarom het Hof deze niet toe wil passen en waarom het Hof hiervoor van belanghebbende aanvullend bewijs vraagt. Blijkbaar denkt de Hoge Raad hier ook zo over. Hij doet de zaak af en past de handelaarsaftrek toe en wijst erop dat hiervoor geen nader bewijs van belanghebbende wordt verlangd.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2013
Instantie
HR
Datum instantie
14 november 2019
Rolnummer
18/00246
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1783
Auteur(s)
Heleen Elbert
Elbert Fiscaal
NLF-nummer
NLF 2019/2709
Aflevering
12 december 2019
Judoreg
NFB2925
bwbr0005806&artikel=10&lid=2,bwbr0005806&artikel=10&lid=2,bwbv0001506&artikel=110,bwbv0001506&artikel=110

Naar de bovenkant van de pagina