Direct naar content gaan

Samenvatting

R.T. heeft de Georgische nationaliteit en woont al een aantal jaren in Duitsland. Hij heeft in januari 2019 in Georgië een voertuig gekocht en het daar geregistreerd. In maart 2019 is R.T. met dat voertuig van Georgië via Turkije, Bulgarije, Servië, Hongarije en Oostenrijk naar Duitsland gereden zonder dat voertuig bij een douanekantoor van invoer te hebben aangegeven. Hij gebruikte het voertuig in Duitsland voor zowel privé- als zakelijke ritten. Tijdens een van deze ritten is hij gecontroleerd en heeft het Hauptzollamt Hamburg hem vervolgens een aanslag toegestuurd waarbij hij invoerrechten en een bedrag aan btw bij invoer moest betalen.

Het Finanzgericht Hamburg twijfelt of Duitsland bevoegd is tot het vaststellen van btw bij invoer en heeft aan het HvJ twee prejudiciële vragen voorgelegd.

Het HvJ antwoordt op de eerste vraag dat artikel 30 en 60 Btw-richtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat de plaats van invoer voor btw-doeleinden van een in een derde land geregistreerd voertuig dat in strijd met de douanewetgeving wordt binnengebracht in de Unie, is gelegen in de lidstaat waar de persoon die de verplichtingen van de douanewetgeving niet heeft nageleefd, zijn woonplaats heeft en het voertuig daadwerkelijk gebruikt.

Gelet op het antwoord op de eerste vraag hoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
HvJ
Datum instantie
7 september 2022
Rolnummer
C‑368/21
ECLI
ECLI:EU:C:2022:647
Auteur(s)
Gooike van Slooten
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2022/1804
Aflevering
22 september 2022
Judoreg
NFB5222
celex32006l0112&artikel=30,celex32006l0112&artikel=30,celex32006l0112&artikel=60,celex32006l0112&artikel=60

Naar de bovenkant van de pagina