Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze strafzaak is aan X, kort en feitelijk weergegeven, verzocht om voor 6 maart 2020 informatie te verstrekken over zijn buitenlandse vermogen. X heeft aan dit verzoek opzettelijk niet voldaan, terwijl hij daartoe wel verplicht was. Daarna is het Openbaar Ministerie (OM) een strafzaak tegen hem begonnen.

Ter verdediging voert X aan dat de Inspecteur eerst een informatiebeschikking dient af te geven aan een belastingplichtige die geen informatie verstrekt, alvorens het OM tot strafrechtelijke vervolging kan overgaan. In de tweede plaats dient het OM volgens X niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de strafrechtelijke vervolging prematuur en willekeurig is. Bij de handelwijze van het OM zijn doelbewust de belangen van X aan zijn recht op de beschermende functie van artikel 52a AWR tekortgedaan, waardoor sprake is van een schending van de beginselen van een goede procesorde en in het bijzonder het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.

De strafkamer van Rechtbank Zeeland-West-Brabant geeft X geen gelijk. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde is. Daarvoor is alleen plaats in geval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van een verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Daarvan is in casu geen sprake. Ook een beroep op het vertrouwensbeginsel is niet aan de orde. Er is geen sprake van geldend beleid dat altijd eerst een informatiebeschikking dient te worden afgegeven aan niet-meewerkende belastingplichtigen, alvorens een strafzaak kan worden gestart. Al met al acht de Rechtbank bewezen verklaard dat X opzettelijk een der feiten heeft begaan, omschreven in artikel 68, lid 1, onderdeel a en b, AWR, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven. Hij wordt veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 10.000.

In de soortgelijke zaak van dezelfde datum met nummer 83-185120-21 (ECLI:NL:RBZWB:2022:5188) wordt de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur.

In de soortgelijke zaak van dezelfde datum met nummer 83-185084-21 (ECLI:NL:RBZWB:2022:5189) wordt de verdachte vrijgesproken, omdat de Rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte op de hoogte was van het verzoek van de Belastingdienst om inlichtingen te verstrekken en dat hij opzettelijk niet aan dat verzoek heeft voldaan.

Metadata

Rubriek(en)
Strafrecht
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
8 september 2022
Rolnummer
83-080194-21
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:5190
Auteur(s)
mr. B.J.G.L. Jaeger
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
NLF-nummer
NLF 2022/1887
Aflevering
29 september 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5244
bwbr0002320&artikel=68,bwbr0002320&artikel=68,bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0002320&artikel=52a

Naar de bovenkant van de pagina