Samenvatting
Aan X (belanghebbende) is met toepassing van de verlengde navorderingstermijn (artikel 66, lid 4, SW 1956) in 2016 een navorderingsaanslag erfbelasting opgelegd. Hij had gebruikgemaakt van de zogenoemde Edelweissroute. Zijn cassatieberoep is in het arrest van de Hoge Raad van 6 augustus 2021 (20/02510, ECLI:NL:HR:2021:1189) ongegrond verklaard.
Thans verzoekt hij om herziening van dit arrest en stelt daartoe dat alsnog rekening moet worden gehouden met het arrest van het HvJ van 27 januari 2022 (C-788/19 (Commissie/Spanje), ECLI:EU:C:2022:55).
De Hoge Raad wijst het verzoek om herziening af. Het verzoekschift vermeldt geen feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 29 AWR in samenhang gelezen met artikel 8:119, lid 1, Awb. Het in het verzoekschrift ingeroepen arrest kan niet worden aangemerkt als een feit dat of een omstandigheid die heeft plaatsgevonden vóór het arrest waarvan herziening wordt gevraagd.
Artikel 8:119 Awb, dat niet voorziet in herziening van een rechterlijke uitspraak op grond van andersluidende – al dan niet latere – rechtspraak, is voorts niet in strijd met het recht van de Unie, ook niet als die rechtspraak afkomstig is van het Hof van Justitie.
Conform Conclusie A-G Wattel (NLF 2022/2334, met noot van Hoogwout).