Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Inspecteur heeft aan X (belanghebbende) over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 27 november 2018 een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 22.009 opgelegd. Daarbij is een vergrijpboete van € 10.698 opgelegd.

X bestrijdt dat hij onder twee namen een eenmanszaak heeft gedreven, en derhalve het standpunt van de Inspecteur dat commanditaire vennootschappen met die namen niet hebben bestaan.

Hof Amsterdam acht het betoog van X ongeloofwaardig. X heeft ter zitting verduidelijkt dat het er in dat geval voor moet worden gehouden dat hij zelf de in geding zijnde diensten tegen vergoeding heeft verricht. Dat is conform het standpunt van de Inspecteur. Het Hof ziet geen reden anders te oordelen. X heeft de diensten op regelmatige basis en tegen vergoeding verricht, zodat hij btw-ondernemer is.

Het Hof volgt X evenmin in zijn standpunt dat sprake is geweest van schuldhulpverlening die is vrijgesteld van btw.

De omstandigheid dat in het controlerapport op naam van X is vermeld dat de aanvaardbaarheid van aangiften inkomstenbelasting is onderzocht, vormt voorts geen beletsel om aan X een naheffingsaanslag omzetbelasting op te leggen.

Voor de periode vanaf het tweede halfjaar van 2016 acht het Hof het bestanddeel opzet niet bewezen. Grove schuld acht het Hof alleen bewezen voor de correctie voor het privégebruik van een auto voor de periode vanaf juli 2016. Al met al wordt de vergrijpboete verminderd tot € 8.550.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1 januari 2013 t/m 27 november 2018
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
17 januari 2023
Rolnummer
21/00542
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:1192
NLF-nummer
NLF 2023/1277
Aflevering
8 juni 2023

Naar de bovenkant van de pagina