Direct naar content gaan

Samenvatting

Alle aandelen van X (bv; belanghebbende) worden vanaf 21 december 2012 middellijk gehouden door Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersonen. Tussen partijen is niet in geschil dat X vanaf 21 december 2012 kwalificeert als een indirect overheidsbedrijf.

X is actief op het gebied van afvalwaterzuivering. Daartoe beheert en onderhoudt zij afvalzuiveringsinstallaties en het bijbehorende transportsysteem, bestaande uit 18 pompstations. Het door haar gezuiverde afvalwater loost X op het oppervlaktewater.

X wekt bij de zuivering van afvalwater energie op. De bij de exploitatie van de afvalwaterzuiveringsinstallaties opgewekte elektriciteit is nagenoeg geheel voor eigen gebruik en voor zover elektriciteit aan het net wordt geleverd vindt er geen verrekening plaats met de elektriciteitsleverancier.

De Inspecteur heeft aan X voor de jaren 2012 en 2013 aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd van respectievelijk € 1.717.878 en € 4.123.478. X is het daar niet mee eens omdat er volgens haar geen sprake is van commerciële exploitatie ten behoeve van derden.

Rechtbank Den Haag heeft niettemin geoordeeld dat de aanslagen terecht zijn opgelegd.

Tegen dit oordeel heeft X hoger beroep ingesteld bij Hof Den Haag.

De Inspecteur heeft aldaar gesteld dat X volledig belastingplichtig is op grond van artikel 2, lid 7, aanhef en onderdeel f, Wet VpB 1969. De Inspecteur heeft daartoe aangevoerd dat X een nijverheidsbedrijf als bedoeld in artikel 2, lid 3, tweede volzin, Wet VpB 1969 uitoefent omdat zij elektriciteit produceert. De uitzondering van onderdeel f is volgens de Inspecteur niet van toepassing omdat het zuiveren en lozen van afvalwater niet kwalificeert als het (nagenoeg) uitsluitend leveren van water.

X heeft daartegenover gesteld dat zij niet kwalificeert als nijverheidsbedrijf in de zin van artikel 2, lid 3, tweede volzin, Wet VpB 1969 omdat de productie van elektriciteit een bijproduct vormt. De bij de exploitatie van de afvalwaterzuiveringsinstallaties opgewekte elektriciteit is nagenoeg geheel voor eigen gebruik en voor zover elektriciteit aan het net wordt geleverd vindt er geen verrekening plaats met de elektriciteitsleverancier. Er is dus geen sprake van commerciële exploitatie ten behoeve van derden, aldus X. Bovendien is volgens haar de uitzondering van onderdeel f van toepassing; zij is een lichaam dat (nagenoeg) uitsluitend water levert.

Het Hof verwerpt het betoog van de Inspecteur. De energieactiviteiten van X zijn niet aan te merken als een onderneming en zij treedt met haar activiteiten niet in concurrentie met derden. X is derhalve niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.

Het hoger beroep is gegrond. De aanslagen worden vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2012-2013
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
20 juli 2021
Rolnummer
20/00775; 20/00776
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:1414
Auteur(s)
W. Boei LLM
Hoge Raad/Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF 2021/1764
Aflevering
16 september 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4534
bwbr0002672&artikel=2,bwbr0002672&artikel=2

Naar de bovenkant van de pagina