Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Bij Hof Amsterdam is in deze parkeerbelastingzaak uitsluitend in geschil of Rechtbank Amsterdam de toekenning van een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase terecht heeft afgewezen.

Het Hof onderschrijft het oordeel van de Rechtbank dat de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend te wijten is aan X. Dit is niet anders indien X tijdens het horen zou hebben gezegd dat sprake was van in- en uitstappen en is gewezen op het feit dat X taxichauffeur is. De Heffingsambtenaar was ook dan niet gehouden nader onderzoek te doen naar de juistheid van die bewering gezien de hem ter beschikking staande aanwijzingen dat sprake was van parkeren. Integendeel, het had op de weg van X gelegen zijn bewering te onderbouwen. Dit heeft hij – door middel van een rittenregistratie – echter pas gedaan in de fase van beroep. Niet valt in te zien waarom hij deze administratie niet ook al in de bezwaarfase heeft kunnen overleggen.

De Rechtbank heeft in het voorgaande terecht aanleiding gezien de Heffingsambtenaar niet te veroordelen in de proceskosten voor het beroep.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
28 februari 2023
Rolnummer
22/00107
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:599
NLF-nummer
NLF 2023/0704
Aflevering
30 maart 2023

Naar de bovenkant van de pagina