Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De Inspecteur heeft bij de aanslag IB/PVV 2009 van X (belanghebbende) een (verkapte) winstuitdeling in aanmerking genomen. De Inspecteur heeft twee identieke aanslagbiljetten opgemaakt met een verschillende dagtekening.

Bij Hof Arnhem-Leeuwarden was in de eerste plaats in geschil of de aanslag tijdig is opgelegd.

Het Hof heeft opgemerkt dat het de Inspecteur niet is toegestaan twee keer een aanslag IB/PVV over hetzelfde jaar op te leggen. Het heeft geoordeeld dat artikel 5 AWR bewerkstelligt dat in situaties waarin meerdere aanslagen zijn opgelegd de volgorde van die aanslagen wordt bepaald door de dagtekening ervan. In dit geval leidt dat ertoe dat het tweede aanslagbiljet, de zogenoemde penaanslag, als eerste is vastgesteld en dat de aanslag tijdig is vastgesteld, aldus het Hof.

Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de Inspecteur terecht als winstuitdeling in 2009 heeft aangemerkt bedragen die aan X ten titel van geldlening ter beschikking zijn gesteld door een bv waarin X en zijn echtgenote gezamenlijk alle aandelen bezitten.

X heeft cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dat ongegrond.

In cassatie staat vast dat het tweede aanslagbiljet voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en dat de dagtekening ervan is gelegen voor het einde van de termijn. Daarom is de aanslag tijdig vastgesteld.

Het oordeel van het Hof inzake de winstuitdeling geeft voorts geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

Heeft de Inspecteur de aanslag tijdig vastgesteld? Dat is de vraag die belanghebbende in deze zaak (onder andere) had opgeworpen. Het bijzondere in deze zaak is dat de Inspecteur twee aanslagbiljetten ter zake van dezelfde aanslag had opgemaakt. Het eerste aanslagbiljet had als dagtekening 12 februari 2014. Het tweede aanslagbiljet was op 23 januari 2014 gedagtekend. Ingevolge artikel 11, lid 3, AWR vervalt de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Indien er – zoals in dit geval – uitstel is verleend voor het doen van aangifte, wordt deze termijn met de duur van dit uitstel verlengd. De dagtekening van het eerste aanslagbiljet zou in dit geval buiten de aanslagtermijn liggen, nu die termijn verliep op 31 januari 2014. Dat was voor deze alerte Inspecteur dan ook de reden om een tweede aanslagbiljet op te maken. Dit tweede aanslagbiljet werd door de gemachtigde van belanghebbende ontvangen op 22 januari 2014.

Volgens het eerste lid van artikel 5 AWR geschiedt de vaststelling van een belastingaanslag door het ter zake daarvan opmaken van een aanslagbiljet en geldt als dagtekening van de vaststelling van de aanslag de dagtekening van het aanslagbiljet. De regel dat de dagtekening van het aanslagbiljet beslissend is, geldt echter niet onverkort bij de toepassing van artikel 11, lid 3, AWR. Voor het antwoord op de vraag of de aanslag binnen de aanslagtermijn is opgelegd, is de datum van (correcte) bekendmaking beslissend, zo volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 18 april 2014.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
HR
Datum instantie
25 oktober 2019
Rolnummer
18/03508
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1618
Auteur(s)
Nicoline Bergman
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn
NLF-nummer
NLF 2019/2410
Aflevering
7 november 2019
Judoreg
NFB2835
bwbr0002320&artikel=5,bwbr0002320&artikel=5

Naar de bovenkant van de pagina