Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende en tiende lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 12 november 2024 op het verzet van naam 1, te [plaats] (de onderneming).
Procesverloop
De onderneming heeft beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van de minister van Economische Zaken en Klimaat (thans: de minister van Economische Zaken) van 22 februari 2022.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Met de uitspraak van 31 januari 2023 heeft het College het beroep met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dus zonder zitting, ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen de uitspraak van 31 januari 2023 verzet gedaan.
De zitting was op 19 juli 2024. Namens de onderneming hebben [naam 2] en [naam 3] aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
1. Met het besluit van 15 november 2021 heeft de minister de eerder aan de onderneming verleende subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 vastgesteld op € 24.616,01. De minister heeft het besluit op diezelfde dag bekendgemaakt door plaatsing in de digitale omgeving van de onderneming en een notificatie e-mail gestuurd aan het door de onderneming opgegeven e-mailadres.
2. Met het besluit van 22 februari 2022 heeft de minister het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
3. De laatste dag van de bezwaartermijn was 27 december 2021. Het bezwaarschrift is op 7 januari 2022 ingediend. Dat de onderneming daarmee te laat bezwaar heeft gemaakt, is niet in geschil.
4. In verzet heeft de onderneming aangevoerd dat zij na 5 augustus 2021 geen notificatie e-mails meer heeft ontvangen. Op die dag had zij haar aanvraag om vaststelling van de eerder verleende subsidie ingediend en kreeg zij een notificatie e-mail van de ontvangstbevestiging daarvan. Van het op 27 september 2021 door de minister verzonden verzoek om aanvullende informatie ten behoeve van de vaststelling van de subsidie, herhaald op 14 oktober 2021 en 29 oktober 2021, en ook van het besluit op de aanvraag om vaststelling van de subsidie van 15 november 2021 heeft zij geen notificatie e-mails ontvangen. Zij kan deze ook niet terugvinden in haar inbox of haar spambox. Als zij deze wel had ontvangen, had zij zeker gereageerd op de (herhaalde) verzoeken om aanvullende informatie en ook tijdig bezwaar gemaakt. Dat is immers in haar belang. De onderneming heeft pas kennis genomen van het besluit van 15 november 2021 toen zij in verband met een andere aanvraag om subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 in haar digitale omgeving keek. Zij heeft toen meteen bezwaar gemaakt.
5.1. Voor de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding in het algemeen verwijst het College naar zijn uitspraak van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31) en voor de betekenis van een notificatie e-mail naar 6.1, 6.2 en 6.3 van zijn uitspraak van 5 november 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:775).
5.2. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de termijnoverschrijding aan de onderneming kan worden toegerekend. Die vraag beantwoordt het College op grond van de volgende overwegingen ontkennend. Het College betwijfelt niet dat de minister op 27 september 2021, 14 oktober 2021, 29 oktober 2021 en 15 november 2021 notificatie emails heeft verzonden aan het juiste, door de onderneming (al) bij de aanvraag om verlening van de subsidie opgegeven, e-mailadres. Het College acht echter de ontkenning door de onderneming van de ontvangst van deze notificatie e-mails in de gegeven omstandigheden geloofwaardig. Het College betrekt daarbij het naar zijn oordeel authentieke karakter van het door [naam 2] en [naam 3] op de zitting verklaarde. Het College betrekt daarbij ook dat in de notificatie e-mail van 5 augustus 2021, waarmee de ontvangst van de aanvraag om vaststelling van de subsidie is bevestigd, staat: “U ontvangt zo snel mogelijk een bericht met daarin de beslissing over het definitieve subsidiebedrag. (…) U ontvangt een mail wanneer het besluit voor u klaarstaat in mijn.rvo.nl/tvl.” In samenhang met het gegeven dat de onderneming in de procedure rond de aanvraag om verlening van de subsidie telkens notificatie e-mails had ontvangen, brengt dit mee dat zij ervan mocht uitgaan dat dit ook nu zo zou zijn. Omdat de duur van de termijnoverschrijding beperkt is en omdat vervolgens niet is gebleken van contraindicaties als bedoeld in 3.3 van de uitspraak van het College van 30 januari 2024, is deze verschoonbaar.
5.3. Het verzet is gegrond, de uitspraak van 31 januari 2023 vervalt en het onderzoek wordt hervat in de stand waarin het zich bevond.
6. Met toepassing van artikel 8:55, tiende lid, van de Awb doet het College tevens uitspraak op het beroep. Het beroep is gegrond, het besluit van 22 februari 2022 zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 6:11 van de Awb en de minister moet opnieuw en nu inhoudelijk op het bezwaar van de onderneming beslissen.
7. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Wel moet de minister het door de onderneming voor het beroep betaalde griffierecht vergoeden.
Beslissing
Het College:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van de minister van 22 februari 2022;
- bepaalt dat de minister met inachtneming van de aanwijzingen in deze uitspraak opnieuw beslist op het bezwaar van de onderneming;
- bepaalt dat de minister het door de onderneming betaalde griffierecht van € 365,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van T. Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024.